ECLI:NL:CRVB:2005:AU1839
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- M.C.M. van Laar
- C.M. van Wechem
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de vaststelling van het WAO-dagloon van een uitzendkracht en de toepassing van CAO-loonsverhogingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, een uitzendkracht, tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de hoogte van zijn WAO-dagloon. Appellant heeft in beroep aangevoerd dat zijn dagloon ten onrechte is vastgesteld op € 78,87, omdat er een CAO-loonsverhoging van 4% van toepassing was per 1 april 1992, die pas per 1 juli 1992 voor uitzendkrachten zou worden doorgevoerd. De rechtbank Assen heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, omdat appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij recht had op deze loonsverhoging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 14 juli 2005 behandeld. Appellant was vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. P. van Wijngaarden, terwijl gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. T.M. Snippe. De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet in zijn bewijsvoering is geslaagd en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het bewijs van de loonsverhoging op appellant rustte. De Raad heeft geen concrete en verifieerbare gegevens kunnen vinden die de claim van appellant ondersteunen.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van appellant niet kan slagen, en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is gedaan door een collegiaal orgaan, met mr. B.J. van der Net als voorzitter en mr. M.C.M. van Laar en mr. C.M. van Wechem als leden, in aanwezigheid van griffier mr. L.M. Reijnierse.