ECLI:NL:CRVB:2005:AU1644
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- D.J. van der Vos
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldigd betaalde WAO-uitkering en verschoonbaarheid overschrijding bezwaartermijn
In deze zaak gaat het om de terugvordering van onverschuldigd betaalde WAO-uitkeringen aan appellant door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had bezwaar gemaakt tegen besluiten van 10 oktober 2002 en 29 oktober 2002, waarbij zijn WAO-uitkering was gekort en een bedrag van € 16.300,43 bruto en € 1.651,18 netto was teruggevorderd. De rechtbank Arnhem verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij hoger beroep instelde. De Centrale Raad van Beroep behandelde de zaak op 3 juni 2005, waarbij appellant werd bijgestaan door mr. M.J.M. van Sambeek en gedaagde werd vertegenwoordigd door A.H.G. Boelen.
De Raad oordeelde dat appellant niet tijdig bezwaar had gemaakt tegen het besluit van 10 oktober 2002, omdat zijn bezwaarbrief van 6 november 2002 enkel betrekking had op de terugvordering en niet op de korting. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Ook de onverschuldigdheid van de betaling aan appellant werd bevestigd, waarbij de Raad oordeelde dat de terugvordering niet onaanvaardbare gevolgen voor appellant met zich meebracht. Appellant had onvoldoende gespecificeerd dat de terugvordering voor hem onaanvaardbare financiële gevolgen had, en de Raad vond dat er voldoende ruimte was voor terugbetaling.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant geen doel trof. De beslissing werd uitgesproken op 26 augustus 2005.