ECLI:NL:CRVB:2005:AU1495
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- M.C.M. van Laar
- C.M. van Wechem
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak inzake WAO-uitkering en herziening dagloon voor douaneambtenaar met rugklachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 augustus 2005 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een douaneambtenaar die een WAO-uitkering ontving vanwege rugklachten. De appellant, die zijn werkzaamheden had gestaakt, had eerder een uitkering gekregen die was berekend op een arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Later werd deze mate van arbeidsongeschiktheid verhoogd naar 80 tot 100%. De Raad heeft de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder eerdere besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) en de rechtbank Alkmaar, die het beroep van de appellant ongegrond had verklaard.
De centrale vraag in deze procedure was of de gedaagde terecht het dagloon van de appellant had vastgesteld op f 158,49 per dag, met ingang van 30 augustus 1999. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet had betwist dat zijn arbeidsongeschiktheid was toegenomen op 31 augustus 1998 en dat de mate van arbeidsongeschiktheid sindsdien 80 tot 100% was. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het loon dat de appellant had genoten in het refertejaar, dat wil zeggen het jaar voorafgaand aan de toename van zijn arbeidsongeschiktheid, bepalend was voor de hoogte van het dagloon.
De Raad heeft ook overwogen dat de appellant niet had aangetoond dat hij inkomsten had uit een dienstbetrekking bij een andere werkgever, die hij had genoemd, en dat deze inkomsten niet konden worden betrokken bij de vaststelling van het dagloon. Bovendien heeft de Raad geoordeeld dat er geen grond was voor schadevergoeding, omdat er geen sprake was van een gegrond hoger beroep. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.