ECLI:NL:CRVB:2005:AU1292
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- C.M. van Wechem
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Verzekeringsplicht op grond van sociale werknemersverzekeringswetten bij privaatrechtelijke dienstbetrekking
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. F.M.E. Schuttenhelm van Deloitte Belastingadviseurs, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had het beroep van appellante tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ongegrond verklaard. Dit besluit betrof de verzekeringsplicht van appellante op basis van de sociale werknemersverzekeringswetten, waarbij gedaagde premie- en boetenota's had opgelegd. De rechtbank oordeelde dat aan de drie essentiële kenmerken voor een privaatrechtelijke dienstbetrekking was voldaan, namelijk de verplichting tot persoonlijke dienstverrichting, loonbetaling door de werkgever en een gezagsverhouding.
Appellante betwistte deze kwalificatie en voerde aan dat de werkzaamheden door betrokkene in het kader van zijn onderneming werden verricht. Daarnaast stelde zij dat de VAR die door de Belastingdienst was afgegeven voor de jaren 2001 en 2002 niet relevant was voor de beoordeling van de arbeidsverhouding in de jaren 2000 en 2001. De Raad overwoog dat de kwalificatie van de arbeidsverhouding niet afhankelijk is van de wijze waarop partijen deze zelf kwalificeren, maar moet worden beoordeeld op basis van de feiten en omstandigheden.
De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat er sprake was van verzekeringsplicht op grond van artikel 3 van de sociale werknemersverzekeringswetten. De Raad oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet kon slagen en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er waren geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 28 juli 2005.