ECLI:NL:CRVB:2005:AU1239
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- J.P. Mulder
- Rechtspraak.nl
Premiedifferentiatie en arbeidsongeschiktheidsuitkering in het kader van de WAO
In deze zaak, die voor de Centrale Raad van Beroep is behandeld, gaat het om een geschil tussen een appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de vaststelling van de gedifferentieerde premie op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De appellante, die in hoger beroep is gegaan, betwist de hoogte van de premie die door gedaagde is vastgesteld op 1,16% voor het premiejaar 2002. Dit besluit volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard.
De zaak is ontstaan na de inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, waarbij het Uwv de taken van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) heeft overgenomen. De appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de premie die is vastgesteld op basis van een uitkering die aan een (ex-)werknemer is toegekend. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken de bezwaren van appellante afgewezen, en ook in hoger beroep heeft de Raad geen aanleiding gevonden om de eerdere beslissingen te herzien.
De Raad heeft in zijn overwegingen verwezen naar de relevante artikelen van de WAO en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De stellingen van appellante over de toepassing van artikel 87e van de WAO en de reïntegratie-inspanningen zijn door de Raad als niet steekhoudend beoordeeld. De Raad heeft geconcludeerd dat de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd dient te worden, en dat er geen termen zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betreft de proceskosten.
De uitspraak is gedaan op 28 juli 2005 door mr. G. van der Wiel, met J.P. Mulder als griffier. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en houdt in dat de door gedaagde vastgestelde premie terecht is vastgesteld.