ECLI:NL:CRVB:2005:AU0497
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank inzake premies sociale werknemersverzekeringswetten
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door drs. A.F. Koelewijn, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 24 augustus 2004. De rechtbank had in die uitspraak geoordeeld dat het primaire besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat betrekking had op de premies ingevolge de sociale werknemersverzekeringswetten voor het jaar 2002, correct was. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft daarom hoger beroep aangetekend.
Tijdens de zitting op 17 maart 2005 heeft de Raad de zaak behandeld. Gedaagde, vertegenwoordigd door meerdere advocaten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, heeft een verweerschrift ingediend. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank geen aanleiding had om te twijfelen aan de juistheid van het primaire besluit, dat geen betrekking had op de loondagen-problematiek. Appellante heeft in hoger beroep in wezen dezelfde argumenten herhaald als in de eerste aanleg, maar de Raad vond geen nieuwe aanknopingspunten om tot een ander oordeel te komen.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 28 juli 2005 door de Centrale Raad van Beroep, met B.J. van der Net als voorzitter en R.C. Schoemaker en G. van der Wiel als leden. De griffier A.H. Hagendoorn-Huls was ook aanwezig bij de uitspraak.