ECLI:NL:CRVB:2005:AU0307

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/3160 CSV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betekenis van loondagen en premieheffing sociale werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juli 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de betekenis van de term 'loondagen' zoals bedoeld in artikel 9 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV). Appellante, vertegenwoordigd door mr. C.F. de Lemos Benvindo van Loyens & Loeff, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin de premies voor sociale werknemersverzekeringen voor het jaar 2002 definitief waren vastgesteld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (gedaagde). De centrale vraag was of over dagen waarop niet is gewerkt, maar wel loon is ontvangen, premies voor de sociale werknemersverzekeringen verschuldigd zijn.

De Raad overwoog dat de uitleg van gedaagde, dat loondagen ook dagen omvatten waarop loon is ontvangen zonder dat er daadwerkelijk arbeid is verricht, in lijn is met de wetgeving en de bedoeling van de wetgever. De Raad bevestigde dat de dagen waarover loon is ontvangen, ook als loondagen moeten worden aangemerkt, ongeacht of er daadwerkelijk arbeid is verricht. Dit betekent dat de premies voor de sociale werknemersverzekeringen ook over deze dagen verschuldigd zijn.

De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de premieheffing en de interpretatie van loondagen in de sociale verzekeringswetgeving, en benadrukt de noodzaak voor werkgevers om rekening te houden met dagen waarop werknemers loon ontvangen, ongeacht of zij op die dagen hebben gewerkt.

Uitspraak

04/3160 CSV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [vestigingsplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellante heeft mr. C.F. de Lemos Benvindo, werkzaam bij Loyens & Loeff te Amsterdam, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 20 april 2004, reg.nr. 03/1455.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 17 maart 2005, waar namens appellante is verschenen mr. R.S. Ferouge, werkzaam bij Loyens & Loeff, als gemachtigde. Gedaagde heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. D.M. Rensema, mr. D.A. Rusman, P.R.H. Min en mr. M.J. van Vuuren, allen werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 4 april 2003 heeft gedaagde ten aanzien van appellante de premies ingevolge de sociale werknemers- verzekeringswetten voor het jaar 2002 definitief vastgesteld. Het daartegen gerichte bezwaar is bij besluit van 24 juli 2003 ongegrond verklaard. Daarbij heeft gedaagde allereerst overwogen dat de uitspraak van de Raad van 31 mei 2001, gepubliceerd in RSV 2001/184, naar zijn mening uitsluitend is gedaan in het licht van de aan die uitspraak ten grondslag liggende casus, betreffende premieheffing sociale werknemersverzekeringswetten over het loon van personen die werkzaam zijn in een arbeidspatroon van veertien dagen op en veertien dagen af in de offshore. Voorts heeft gedaagde gehandhaafd zijn opvatting dat deze uitspraak van de Raad niet tot gevolg kan hebben dat slechts over de dagen waarop een werknemer werkzaamheden heeft verricht en uit dien hoofde loon heeft genoten, premies sociale werknemers- verzekeringswetten kunnen worden geheven.
Bij de aangevallen uitspraak is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat het besluit van gedaagde van 24 juli 2003 in rechte stand houdt. Daartoe heeft zij bij haar uitspraak, waarin appellante is aangeduid als eiseres en gedaagde als verweerder, het volgende overwogen:
“De rechtbank stelt allereerst vast dat in casu de vraag beantwoord dient te worden of verweerder bij het vaststellen van de premies voor de sociale werknemersverzekeringswetten over het premiejaar 2002 terecht en op goede gronden premies heeft vastgesteld over dagen, waarop de werknemer niet feitelijk heeft gewerkt en zich eveneens niet beschikbaar heeft gehouden, doch waarover eiseres wel loon heeft betaald.
Volgens de rechtbank is de uitspraak van de CRvB van 31 mei 2001 in het onderhavige geval niet van toepassing. De CRvB heeft namelijk in zijn uitspraak van 31 mei 2001 een oordeel gegeven over het in die zaak materiële punt van geschil, te weten de vraag wat verstaan moet worden onder “het aantal dagen…., waarover de werknemer loon heeft genoten” als bedoeld in artikel 9, eerste lid, CSV, bij werknemers die werken op 14 aaneengesloten dagen per 4 weken en die op die dagen 12 uren werken en 12 uren rusten, terwijl de loonbetaling eens per 4 weken plaatsvindt. De rechtbank ziet geen aanleiding de toepassing van bovengenoemde uitspraak van de CRvB - die zoals hierboven vermeld gaat over een bijzonder arbeidspatroon - ruimer te interpreteren dan expliciet uit de uitspraak valt af te leiden. Hierbij acht de rechtbank van belang dat in de uitspraak nergens een aanknopingspunt te vinden is dat de uitspraak ook ziet op dagen zoals genoemd in punt 2.6. Vaststaat dat in het onderhavige geval geen sprake is van werknemers die werken in een soortgelijk afwijkend arbeidspatroon.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding het beroep reeds op grond van de uitspraak van de CRvB gegrond te verklaren. De rechtbank zal dan ook vervolgens een oordeel dienen te geven over de in punt 2.6 genoemde vraag. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Artikel 9 CSV luidt - voorzover van belang - als volgt:
1. Bij de berekening van het loon, waarnaar de premies ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Werkloosheidswet worden geheven, blijft het loon, dat bij dezelfde werkgever meer heeft bedragen dan het bedrag, dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van een bedrag van € 165,63 met het aantal dagen van het premiebetalingstijdvak, waarover de werknemer loon heeft genoten, voor dat meerdere buiten aanmerking. (…)
2. Het bepaalde in de eerste volzin van het vorige lid vindt overeenkomstige toepassing met betrekking tot de berekening van het loon, waarnaar de premies ingevolge de Ziekenfondswet worden geheven, met dien verstande dat in plaats van het bedrag, genoemd in het vorige lid, een bedrag van € 111 in aanmerking wordt genomen. (…)
3. Bij de berekening van het loon, waarnaar de premies op grond van de Werkloosheidswet wordt geheven, blijft wat het deel van de premie dat ten gunste komt van het wachtgeldfonds dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voor de betrokken sector afzonderlijk administreert, betreft het bij dezelfde werkgever genoten loon buiten aanmerking tot een bedrag, dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van een door Onze Minister vastgesteld bedrag, met het aantal dagen van het premiebetalingstijdvak, waarover de werknemer het loon heeft genoten.
4. Bij de berekening van het loon, waarnaar de premie op grond van de Werkloosheidswet wordt geheven, blijft voor wat het door de werkgever en door de werknemer verschuldigde gedeelte van het deel van de premie dat ten gunste komt van het Algemeen Werkloosheidsfonds betreft, het bij dezelfde werkgever genoten loon buiten aanmerking tot een bedrag, dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van een door Onze Minister vastgesteld bedrag, met het aantal dagen van het premiebetalingstijdvak, waarover de werknemer het loon heeft genoten. (…)
Ingevolge artikel 627 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is de werkgever geen loon verschuldigd voor de tijd gedurende welke de werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht. Op dit beginsel ‘geen arbeid, geen loon’ wordt vervolgens in de artikelen 7:628, 629 en 639 BW een uitzondering gemaakt. In deze artikelen is bepaald dat ondanks het feit dat de werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht, de werkgever toch loon is verschuldigd. Hierbij gaat het om dagen waarop de werknemer ongeschikt is tot werken wegens ziekte, zwangerschap of bevalling dan wel de werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht wegens vakantie of wegens een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen. Naast deze bepalingen in het BW kunnen ook in individuele en collectieve arbeidsovereenkomsten uitzonderingen worden gemaakt op het bepaalde in artikel 7:627 BW en kan derhalve ook over andere dagen dan hiervoor genoemd en waarop geen arbeid is verricht voor de werkgever de verplichting bestaan loon te betalen.
De rechtbank is van oordeel dat onder ‘dagen van het premiebetalingstijdvak, waarover de werknemer loon heeft genoten’ in de zin van artikel 9 CSV eveneens de dagen dienen te worden verstaan, op welke de werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht, maar de werkgever toch op grond van het BW of anderszins gehouden is aan de werknemer loon te betalen. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat dergelijke dagen als loondagen moeten worden aangemerkt.”.
Appellante kan zich met deze uitspraak niet verenigen en verwijst daarbij met name naar de uitspraak van de Raad van
31 mei 2001. Anders dan de rechtbank stelt, is, volgens appellante, de reikwijdte van de uitspraak van 31 mei 2001 niet beperkt tot de casus inzake offshore medewerkers met een arbeidspatroon van 14 dagen ‘op’ en 14 dagen ‘af’, maar heeft, gelet op de door de Raad gebezigde bewoordingen, een dermate ruime strekking dat die bewoordingen onverkort van toepassing zijn op dagen waarop werknemers van appellante wegens ziekte, vakantie en verlof niet hebben gewerkt, maar wel loon doorbetaald hebben gekregen.
Ter zitting van de Raad is gedaagde in deze zaak in het bijzonder nog ingegaan op de vraag wat onder loondagen moeten worden verstaan. Gedaagde heeft zich op het standpunt gesteld dat de Raad een te beperkte uitleg aan het begrip loondagen geeft. De uitleg van de Raad dat onder loondagen moet worden verstaan “de dagen waarop een werknemer tegen loon heeft gewerkt” acht gedaagde in strijd met artikel 9 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV), en overigens ook met de bedoeling van de wetgever. Ter ondersteuning van dit standpunt wijst gedaagde er op dat in het gehele systeem van de premieheffing werknemersverzekeringen geen verband wordt gelegd met daadwerkelijk verrichte arbeid en ook niet de bedoeling van de wetgever is geweest om alleen arbeidsdagen als loondagen aan te merken. Bovendien zouden op deze wijze dagen waarover wel loon is genoten”, maar waarop geen arbeid is verricht niet als loondagen kunnen worden aangemerkt. Gedaagde is dan ook van oordeel dat de zinsnede in artikel 9, eerste lid, van de CSV, waarin wordt gerefereerd aan “dagen waarover loon is genoten” dient te worden gelezen als “dagen waarover loon of een aan loon gelijkgestelde uitkering is genoten”. Gedaagde voelt zich in deze mening gesteund door de regeling loondagen van 3 februari 2004 van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Stcrt. 12 februari 2004), waarin is verduidelijkt dat ook dagen waarop niet is gewerkt, maar waarover wel loon is ontvangen, als loondagen aangemerkt moeten worden.
Naar aanleiding van het door partijen gestelde is in hoger beroep de vraag aan de orde of over dagen waarop niet is gewerkt maar wel loon is ontvangen, premies voor de sociale werknemersverzekeringswetten verschuldigd zijn.
De Raad overweegt dienaangaande het volgende.
In artikel 9, eerste lid en eerste volzin, van de CSV, zoals dit luidde in 2002, is bepaald dat bij de berekening van het loon, waarnaar de premies involge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Werkloosheidswet worden geheven, het loon dat bij dezelfde werkgever meer heeft bedragen dan het bedrag, dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van een bedrag van € 159,-- met het aantal dagen van het premiebetalingstijdvak, waarover de werknemer loon heeft genoten, voor dat meerdere buiten aanmerking blijft.
Op grond van het tiende lid van artikel 9 kan de minister nadere regelen stellen ter uitvoering van het bepaalde in de vorige leden. Tevens kan de minister nadere regelen stellen, welke afwijken van het bepaalde in de vorige leden.
Bij besluit van 3 februari 2004 heeft de minister een regeling als bedoeld in artikel 9, tiende lid, van de CSV vastgesteld, houdende verduidelijking van het begrip dagen waarover de werknemer loon heeft genoten als bedoeld in artikel 9 van de CSV. Deze regeling luidt als volgt:
Artikel 1
1. Onder dagen waarover de werknemer loon heeft genoten als bedoeld in artikel 9, eerste, derde en vierde lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, worden verstaan:
a. dagen waarop de werknemer tegen loon heeft gewerkt of zich tegen loon voor de werkgever beschikbaar heeft gehouden;
b. dagen waarover de werknemer loon heeft genoten op grond van artikel 628, 629 of 639 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, of op grond van naar aard en strekking overeenkomstige regelingen voor werknemers met een publiekrechtelijke dienstbetrekking;
c. dagen waarop de werknemer normaal gesproken gewerkt zou hebben maar waarop hij geen werkzaamheden verricht noch zich voor de werkgever beschikbaar houdt en waarover de werkgever, anders dan op grond van artikelen of regelingen, bedoeld in onderdeel b, wel loon betaalt;
d. dagen waarover de werknemer uitkering of toeslag als bedoeld in artikel 3a, tweede en derde lid van de Coördinatiewet Sociale Verzekering heeft ontvangen.
2. zo nodig in afwijking van het eerste lid wordt bij dezelfde werkgever een dag slechts eenmaal in aanmerking genomen.
Artikel 2
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1995. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
In het licht van deze regeling dient de in dit geding aan de orde zijnde vraag bevestigend te worden beantwoord. Gesteld noch gebleken is dat de dagen waarover appellante loon heeft betaald, doch op welke dagen niet is gewerkt, geen dagen betreffen als bedoeld in deze regeling.
Uit het vorengaande vloeit voort dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. B.J. van der Net als voorzitter en mr. R.C. Schoemaker en mr. G. van der Wiel als leden, in tegenwoordigheid van A.H. Hagendoorn-Huls als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2005.
(get.) B.J. van der Net.
(get.) A.H. Hagendoorn-Huls.