ECLI:NL:CRVB:2005:AU0305

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/2992 CSV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betekenis van loondagen en premies sociale werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door J.J.M. van der Lubbe, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard met betrekking tot de definitieve vaststelling van premies sociale werknemersverzekeringen voor het jaar 2002 door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De centrale vraag in deze procedure was of over dagen waarop niet is gewerkt, maar wel loon is ontvangen, premies voor de sociale werknemersverzekeringen verschuldigd zijn. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 28 juli 2005 geoordeeld dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Raad overweegt dat de dagen waarover appellante loon heeft ontvangen, maar waarop niet is gewerkt, moeten worden aangemerkt als loondagen in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV). De Raad stelt dat er geen steun is voor de opvatting van appellante dat artikel 9 van de CSV enkel betrekking heeft op dagen waarop daadwerkelijk arbeid is verricht. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de regeling loondagen van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die verduidelijkt dat ook dagen waarop niet is gewerkt maar wel loon is ontvangen als loondagen moeten worden aangemerkt, rechtmatig is. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

04/2992 CSV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [vestigingsplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellante heeft J.J.M. van der Lubbe, werkzaam bij Fortis ASR te Utrecht, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 20 april 2004, reg. nr. 03/1589.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 17 maart 2005, waar namens appellante is verschenen mr. L.H. Berkelder, werkzaam bij Fortis ASR te Utrecht, als haar gemachtigde. Gedaagde heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D.M. Rensema, mr. D.A. Rusman, P.R.H. Min en mr. M.J. van Vuuren, allen werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 29 maart 2003 heeft gedaagde ten aanzien van appellante de premies ingevolge de sociale werknemersverzekeringswetten voor het jaar 2002 definitief vastgesteld. Het daartegen gerichte bezwaar is bij besluit van
25 augustus 2003 ongegrond verklaard. Daarbij heeft gedaagde allereerst overwogen dat de uitspraak van de Raad van
31 mei 2001, gepubliceerd in RSV 2001/184, naar zijn mening uitsluitend is gedaan in het licht van de aan die uitspraak ten grondslag liggende casus, betreffende premieheffing sociale werknemersverzekeringswetten over het loon van mensen die werkzaam zijn in een arbeidspatroon van veertien dagen op en veertien dagen af in de offshore. Voorts heeft gedaagde gehandhaafd zijn opvatting dat deze uitspraak van de Raad niet tot gevolg kan hebben dat slechts over de dagen waarop een werknemer werkzaamheden heeft verricht en uit dien hoofde loon heeft genoten, premies sociale werknemers- verzekeringswetten kunnen worden geheven.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Daartoe heeft zij bij haar uitspraak, waarin appellante is aangeduid als eiseres en gedaagde als verweerder, het volgende overwogen:
“Artikel 9 CSV luidt - voor zover van belang - als volgt:
1. Bij de berekening van het loon, waarnaar de premies ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Werkloosheidswet worden geheven, blijft het loon, dat bij dezelfde werkgever meer heeft bedragen dan het bedrag, dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van een bedrag van € 165,63 met het aantal dagen van het premiebetalingstijdvak, waarover de werknemer loon heeft genoten, voor dat meerdere buiten aanmerking. (…)
2. Het bepaalde in de eerste volzin van het vorige lid vindt overeenkomstige toepassing met betrekking tot de berekening van het loon, waarnaar de premies ingevolge de Ziekenfondswet worden geheven, met dien verstande dat in plaats van het bedrag, genoemd in het vorige lid, een bedrag van € 111 in aanmerking worden genomen. (…)
3. Bij de berekening van het loon, waarnaar de premie op grond van de Werkloosheidswet wordt geheven, blijft wat het deel van de premie dat ten gunste komt van het wachtgeldfonds dat het Uitvoeringsinstituut werknemersvezekeringen voor de betrokken sector afzonderlijk administreert, betreft het bij dezelfde werkgever genoten loon buiten aanmerking tot een bedrag, dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van een door Onze Minister vastgesteld bedrag, met het aantal dagen van het premiebetalingstijdvak, waarover de werknemer het loon heeft genoten.
4. Bij de berekening van het loon, waarnaar de premie op grond van de Werkloosheidswet wordt geheven, blijft voor wat het door de werkgever en door de werknemer verschuldigde gedeelte van het deel van de premie dat ten gunste komt van het Algemenen Werkloosheidsfonds betreft, het bij dezelfde werkgever genoten loon buiten aanmerking tot een bedrag, dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van een door Onze Minister vastgesteld bedrag, met het aantal dagen van het premiebetalingstijdvak, waarover de werknemer het loon heeft genoten. (…)
Ingevolge artikel 627 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is de werkgever geen loon verschuldigd voor de tijd gedurende welke de werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht. Op dit beginsel ‘geen arbeid, geen loon’ wordt vervolgens in de artikelen 7:628, 629 en 639 BW een uitzondering gemaakt. In deze artikelen is bepaald dat ondanks het feit dat de werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht, de werkgever toch loon is verschuldigd. Hierbij gaat het om dagen waarop de werknemer ongeschikt is tot werken wegens ziekte, zwangerschap of bevalling dan wel de werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht wegens vakantie of wegens een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de wekgever behoort te komen. Naast deze bepalingen in het BW kunnen ook in individuele en collectieve arbeidsovereenkomsten uitzonderingen worden gemaakt op het bepaalde in artikel 7:627 BW en kan derhalve ook over andere dagen dan hiervoor genoemd en waarop geen arbeid is verricht voor de werkgever de verplichting bestaan loon te betalen, zoals ADV-dagen.
De rechtbank is van oordeel dat onder ‘dagen van het premiebetalingstijdvak, waarover de werknemer loon heeft genoten’ in de zin van artikel 9 CSV eveneens de dagen dienen te worden verstaan, op welke de werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht, maar de werkgever toch op grond van het BW of anderszins gehouden is aan de werknemer loon te betalen. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat dergelijke dagen als loondagen moeten worden aangemerkt. Nu reeds op grond van het bovenstaande de rechtbank van oordeel is dat het standpunt van eiseres niet opgaat, komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling van de Regeling loondagen.”.
Appellante kan zich met deze uitspraak niet verenigen en verwijst daarbij met name naar de uitspraak van de Raad van
31 mei 2001. Anders dan de rechtbank stelt, is, volgens appellante, de reikwijdte van de uitspraak van 31 mei 2001 niet beperkt tot de casus inzake offshore medewerkers met een arbeidspatroon van veertien dagen op en veertien dagen af. Appellante interpreteert de hierboven genoemde uitspraak in die zin dat de Raad de uitleg van artikel 9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV) heeft beperkt tot dagen waarop de werknemer (feitelijk) tegen loon heeft gewerkt en niet heeft uitgebreid met niet-gewerkte dagen waarover de werknemer loon of een aan loon gelijkgestelde uitkering heeft genoten. Voorts is appellante van mening dat de terugwerkende kracht van de Regeling loondagen van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 februari 2004, Stcrt. 2004,29 naar 1 januari 1995, voor zover al niet in strijd zijnde met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder met het rechtszekerheidsbeginsel, in strijd moet worden geacht met artikel 1 Eerste Protocol van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Gedaagde heeft zich op het standpunt gesteld dat de Raad een te beperkte uitleg aan het begrip loondagen geeft. De uitleg van de Raad dat onder loondagen moet worden verstaan “de dagen waarop een werknemer tegen loon heeft gewerkt” acht gedaagde in strijd met artikel 9 van de CSV, en overigens ook met de bedoeling van de wetgever. Ter ondersteuning van dit standpunt wijst gedaagde er op dat in het gehele systeem van de premieheffing werknemersverzekeringen geen verband wordt gelegd met daadwerkelijk verrichte arbeid en dat het ook niet de bedoeling van de wetgever is geweest om alleen arbeidsdagen als loondagen aan te merken. Bovendien zouden op deze wijze dagen waarover wel loon is genoten, maar waarop geen arbeid is verricht niet als loondagen kunnen worden aangemerkt. Gedaagde is dan ook van oordeel dat de zinsnede in artikel 9, eerste lid, van de CSV, waarin wordt gerefereerd aan “dagen waarover loon is genoten” dient te worden gelezen als “dagen waarover loon of een aan loon gelijkgestelde uitkering is genoten”. Ter zitting van de Raad heeft gedaagde hier nog aan toegevoegd dat hij zich in deze mening gesteund acht door de regeling loondagen van
3 februari 2004 van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Stcrt. 12 februari 2004), waarin is verduidelijkt dat ook dagen waarop niet is gewerkt, maar waarover wel loon is ontvangen, als loondagen aangemerkt moeten worden.
Naar aanleiding van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, overweegt de Raad allereerst dat in hoger beroep slechts aan de orde is de vraag of over de dagen waarop niet is gewerkt maar wel loon is ontvangen, premies ingevolge de sociale werknemersverzekeringswetten verschuldigd zijn.
De Raad overweegt dienaangaande het volgende.
In artikel 9, eerste lid en eerste volzin, van de CSV, zoals dit luidde ten tijde hier in geding, is bepaald dat bij de berekening van het loon, waarnaar de premies ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Werkloosheidswet worden geheven, het loon dat bij dezelfde werkgever meer heeft bedragen dan het bedrag, dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van een bedrag van € 159,-- met het aantal dagen van het premiebetalingstijdvak, waarover de werknemer loon heeft genoten, voor dat meerdere buiten aanmerking blijft.
Op grond van het tiende lid van artikel 9 kan de minister nadere regelen stellen ter uitvoering van het bepaalde in de vorige leden. Tevens kan de minister nadere regelen stellen, welke afwijken van het bepaalde in de vorige leden.
Bij besluit van 3 februari 2004 heeft de minister een regeling als bedoeld in artikel 9, tiende lid, van de CSV vastgesteld, houdende verduidelijking van het begrip dagen waarover de werknemer loon heeft genoten als bedoeld in artikel 9 van de CSV. Deze regeling luidt als volgt:
Artikel 1
1. Onder dagen waarover de werknemer loon heeft genoten als bedoeld in artikel 9, eerste, derde en vierde lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, worden verstaan:
a. dagen waarop de werknemer tegen loon heeft gewerkt of zich tegen loon voor de werkgever beschikbaar heeft gehouden;
b. dagen waarover de werknemer loon heeft genoten op grond van artikel 628, 629 of 639 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, of op grond van naar aard en strekking overeenkomstige regelingen voor werknemers met een publiekrechtelijke dienstbetrekking;
c. dagen waarop de werknemer normaal gesproken gewerkt zou hebben maar waarop hij geen werkzaamheden verricht noch zich voor de werkgever beschikbaar houdt en waarover de werkgever, anders dan op grond van artikelen of regelingen, bedoeld in onderdeel b, wel loon betaalt;
d. dagen waarover de werknemer uitkering of toeslag als bedoeld in artikel 3a, tweede en derde lid van de Coördinatiewet Sociale Verzekering heeft ontvangen.
2. zo nodig in afwijking van het eerste lid wordt bij dezelfde werkgever een dag slechts eenmaal in aanmerking genomen.
Artikel 2
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1995. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
In het licht van deze regeling dient de in dit geding aan de orde zijnde vraag bevestigend te worden beantwoord. Gesteld noch gebleken is dat de dagen waarover appellante loon heeft betaald, doch op welke dagen niet is gewerkt, geen dagen betreffen als bedoeld in deze regeling.
Met betrekking tot hetgeen door appellante gesteld is omtrent de terugwerkende kracht van deze regeling is de Raad van oordeel dat er geen sprake van kan zijn dat zulks een schending oplevert van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur dan wel van de door appellante genoemde verdragsbepaling, nu deze regeling inderdaad niets anders inhoudt dan een verduidelijking van in het bijzonder het bepaalde in artikel 9, eerste lid en eerste volzin, van de CSV, meer in het bijzonder van de daarin vervatte zinsnede “het aantal dagen van het premiebetalingstijdvak, waarover de werknemer loon heeft genoten”. Deze zinsnede biedt geen steun voor de opvatting van appellante dat artikel 9, eerste lid en eerste volzin, van de CSV enkel ziet op dagen waarover loon is ontvangen en waarop is gewerkt. Deze steun is evenmin te vinden in ’s Raads uitspraak van 31 mei 2001 en in de in die uitspraak vermelde uitspraken, nu de uitspraak van 31 mei 2001 ziet op een specifieke, zich in de offshore voordoende situatie van een arbeidspatroon van veertien dagen op en veertien dagen af en in het licht hiervan in het bijzonder op het bepaalde in artikel 9, vijfde lid, van de CSV. Bovendien werden partijen bij die uitspraak niet verdeeld gehouden door het antwoord op de vraag of ook over dagen, als door appellante genoemd in haar bezwaarschrift, premies zijn verschuldigd. Dit laatste is daarbij dan ook niet ten principale aan de orde geweest.
Uit het vorengaande vloeit voort dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. B.J. van der Net als voorzitter en mr. R.C. Schoemaker en mr. G. van der Wiel als leden, in tegenwoordigheid van A.H. Hagendoorn-Huls als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2005.
(get.) B.J. van der Net.
(get.) A.H. Hagendoorn-Huls.