Bij de aangevallen uitspraak is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat het besluit van gedaagde van 15 augustus 2003 in rechte stand houdt. Daartoe heeft zij bij haar uitspraak, waarin appellante is aangeduid als eiseres en gedaagde als verweerder, het volgende overwogen:
“Aan de orde is allereerst de vraag of verweerder bij het vaststellen van de premies voor de sociale werknemers- verzekeringswetten over het premiejaar 2002 terecht en op de goede gronden premies heeft vastgesteld over dagen, waarop de werknemer niet feitelijk heeft gewerkt en zich eveneens niet beschikbaar heeft gehouden, doch waarover eiseres wel loon heeft betaald, zoals vakantiedagen, ATV-dagen, verlofdagen en ziektedagen.
Volgens de rechtbank is de uitspraak van de CRvB van 31 mei 2001 hierop niet van toepassing. De CRvB heeft namelijk in zijn uitspraak van 31mei 2001 een oordeel gegeven over het in die zaak materiële punt van geschil, te weten de vraag wat verstaan moet worden onder “het aantal dagen…, waarover de werknemer loon heeft genoten” als bedoeld in artikel 9, eerste lid, CSV, bij werknemers die werken op 14 aaneengesloten dagen per 4 weken en die op die dagen 12 uren werken en 12 uren rusten, terwijl de loonbetaling eens per 4 weken plaatsvindt. De rechtbank ziet geen aanleiding de toepassing van bovengenoemde uitspraak van de CRvB - die zoals hierboven vermeld gaat over een bijzonder arbeidspatroon - ruimer te interpreteren dan expliciet uit de uitspraak valt af te leiden. Hierbij acht de rechtbank van belang dat in de uitspraak nergens een aanknopingspunt te vinden is dat de uitspraak ook ziet op dagen zoals genoemd in 2.6.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding het beroep reeds op grond van de uitspraak van de
CRvB gegrond te verklaren. De rechtbank zal dan ook vervolgens een oordeel dienen te geven over de in punt 2.6 genoemde vraag. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Artikel 9 CSV luidt - voor zover van belang - als volgt:
1. Bij de berekening van het loon, waarnaar de premies ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Werkloosheidswet worden geheven, blijft het loon, dat bij dezelfde werkgever meer heeft bedragen dan het bedrag, dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van een bedrag van € 165,63 met het aantal dagen van het premiebetalingstijdvak, waarover de werknemer loon heeft genoten, voor dat meerdere buiten aanmerking. (…)
2. Het bepaalde in de eerste volzin van het vorige lid vindt overeenkomstige toepassing met betrekking tot de berekening van het loon, waarnaar de premies ingevolge de Ziekenfondswet worden geheven, met dien verstande dat in plaats van het bedrag, genoemd in het vorige lid, een bedrag van € 111 in aanmerking wordt genomen. (…)
3. Bij de berekening van het loon, waarnaar de premie op grond van de Werkloosheidswet wordt geheven, blijft wat het deel van de premie dat ten gunste komt van het wachtgeldfonds dat het Uitvoeringsinstituut werknemers-verzekeringen voor de betrokken sector afzonderlijk administreert, betreft het bij dezelfde werkgever genoten loon buiten aanmerking tot een bedrag, dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van een door Onze Minister vastgesteld bedrag, met het aantal dagen van het premiebetalingstijdvak, waarover de werknemer het loon heeft genoten.
4. Bij de berekening van het loon, waarnaar de premie op grond van de Werkloosheidswet wordt geheven, blijft voor wat het door de werkgever en door de werknemer verschuldigde gedeelte van het deel van de premie dat ten gunste komt van het Algemenen Werkloosheidsfonds betreft, het bij dezelfde werkgever genoten loon buiten aanmerking tot een bedrag, dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van een door Onze Minister vastgesteld bedrag, met het aantal dagen van het premiebetalingstijdvak, waarover de werknemer het loon heeft genoten. (…)
Ingevolge artikel 627 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is de werkgever geen loon verschuldigd voor de tijd gedurende welke de werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht. Op dit beginsel ‘geen arbeid, geen loon’ wordt vervolgens in de artikelen 7:628, 629 en 639 BW een uitzondering gemaakt. In deze artikelen is bepaald dat ondanks het feit dat de werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht, de werkgever toch loon is verschuldigd. Hierbij gaat het om dagen waarop de werknemer ongeschikt is tot werken wegens ziekte, zwangerschap of bevalling dan wel de werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht wegens vakantie of wegens een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de wekgever behoort te komen. Naast deze bepalingen in het BW kunnen ook in individuele en collectieve arbeidsovereen- komsten uitzonderingen worden gemaakt op het bepaalde in artikel 7:627 BW en kan derhalve ook over andere dagen dan hiervoor genoemd en waarop geen arbeid is verricht voor de werkgever de verplichting bestaan loon te betalen, zoals ATV-dagen.
De rechtbank is van oordeel dat onder ‘dagen van het premiebetalingstijdvak, waarover de werknemer loon heeft genoten’ in de zin van artikel 9 CSV eveneens de dagen dienen te worden verstaan, op welke de werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht, maar de werkgever toch op grond van het BW of anderszins gehouden is aan de werknemer loon te betalen. Verweerder heeft zich terecht op standpunt gesteld dat dergelijke dagen als loondagen moeten worden aangemerkt. Nu reeds op grond van het bovenstaande de rechtbank van oordeel is dat het standpunt van eiseres niet opgaat, komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling van de Regeling loondagen.
Voorts is de vraag aan de orde of verweerder ten aanzien van werknemers in vaste dienst van eiseres, die ten behoeve van werkzaamheden op boorplatforms een periode veertien dagen van werken afwisselen met een gelijke periode van niet-werken, op juiste gronden per vier weken twintig loondagen in aanmerking heeft genomen.
Hierbij dienen de leden van artikel 9 CSV, zoals vermeld onder punt 2.9 in aanmerking worden genomen, alsmede het vijfde, zesde lid en tiende lid. Die luiden als volgt:
5. Indien de werkgever uitsluitend als gevolg van ploegendienst op minder dan vijf dagen per week arbeid verrichtte wordt hij geacht over het tijdvak, waarin hij in ploegendienst werkzaam was, over vijf dagen per week loon te hebben genoten.
6. Voor de toepassing van het bepaalde in de vorige leden wordt:
(…)
b. het aantal dagen, waarover de werknemer gemiddeld per werkweek loon heeft genoten, geacht niet meer dan 5 te bedragen.
10. Onze Minister kan nadere regels stellen ter uitvoering van het bepaalde in de vorige leden. Onze Minister kan tevens nadere regels stellen, welke afwijken van het bepaalde in de vorige leden.
Tevens is van belang artikel 2 van het op artikel 9, tiende lid, CSV gebaseerde en op 1 januari 1998 in werking getreden besluit ‘Nadere regels maximumdagloon en franchises WW’. Dat artikel luidt - voor zover van belang - als volgt.
1. Bij de berekening van het loon, waarnaar de premies als bedoeld in artikel 9, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, van de wet worden geheven, blijft ten aanzien van de werknemer die in een aaneengesloten periode van vier werkweken van het premiebetalingstijdvak meer dan 20 dagen loon heeft genoten, dat meerdere aantal dagen buiten beschouwing. (…)
Blijkens de uitspraak van de CRvB van 7 april 1993, RSV 1994/38, dient de hoedanigheid van werknemer in ploegendienst voor de toepassing van artikel 9, vijfde lid, CSV te blijken uit een repeterend patroon van weken waarin meer en weken waarin minder dan vijf dagen per week wordt gewerkt als gevolg van ploegendienst. De rechtbank is van oordeel dat de werknemers die in vaste dienst zijn van eiseres en een tijdvak van veertien dagen werken afwisselen met een tijdvak van veertien dagen niet-werken, in een repeterend patroon werken als door de CRvB omschreven en daarom werkzaam zijn in ploegendienst in de zin van artikel 9, vijfde lid, CSV.
In de weken waarin de betreffende werknemers niet werkzaam zijn geweest, bedraagt het aantal loondagen op grond van artikel 9, vijfde lid, CSV, vijf dagen. In die weken hebben de betreffende werknemers immers uitsluitend als gevolg van de ploegendienst op minder dan vijf dagen per week werkzaamheden verricht, namelijk op geen enkele dag van de week. Op grond van artikel 9, vijfde lid, CSV worden zij geacht over dit tijdvak van veertien dagen op vijf dagen per week loon te hebben genoten. ‘Het tijdvak, waarin bij in ploegendienst werkzaam was’ als bedoeld in artikel 9, vijfde lid, CSV omvat naar het oordeel van de rechtbank namelijk zowel de veertiendaagse periode waarin de werknemer als gevolg van die ploegendienst feitelijk arbeid verricht, als de veertiendaagse periode waarin hij eveneens als gevolg van de ploegendienst niet werkzaam is.
Artikel 9, zesde lid, aanhef en onder b, CSV bepaalt dat bij de vaststelling van het aantal loondagen, zoals dat voor werknemers in ploegendienst onder meer is bepaald met inachtneming van artikel 9, vijfde lid, CSV, gemiddeld per werkweek niet meer dan vijf loondagen in aanmerking worden genomen. Omdat deze bepaling ziet op een gemiddelde per werkweek, impliceert dit dat een langere periode dan één week in aanmerking dient te worden genomen. Welke periode bij deze middeling in aanmerking moet worden genomen, is geregeld in artikel 2, eerste lid, van de Nadere regels maximumdagloon en franchises WW. Volgens deze bepaling blijft ten aanzien van een werknemer die in een aaneengesloten periode van vier werkweken van het premiebetalingstijdvak meer dan twintig loondagen heeft genoten het meerdere aantal dagen buiten beschouwing. De middeling dient dus plaats te vinden over het tijdvak van vier weken.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat ten aanzien van de in punt 2.6 genoemde werknemers in de weken waarin zij werken zeven loondagen in aanmerking moeten worden genomen en dat zij in de weken waarin zij als gevolg van de ploegendienst geen arbeid verrichten geacht worden over vijf dagen loon te hebben genoten. Omdat aldus over een periode van vier weken meer dan twintig loondagen worden genoten, blijft het meerdere aantal dagen boven de twintig buiten beschouwing. Verweerder heeft dan ook op goede gronden bij de berekening van de premies voor de sociale werknemersverzekeringswetten over het jaar 2001 ten aanzien van de betreffende werknemers per vier weken twintig loondagen in aanmerking genomen.”.