ECLI:NL:CRVB:2005:AT8599
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- A.H. Hagendoorn-Huls
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake schending hoorplicht en vaststelling dagloon in het kader van de Ziektewet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. Appellante, vertegenwoordigd door mr. H. Reinstra, heeft op 26 februari 2004 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van 21 januari 2004, waarin haar beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het geschil betreft de vaststelling van het dagloon dat aan appellante is toegekend op basis van de Ziektewet (ZW).
De Centrale Raad van Beroep heeft op 2 mei 2005 de zaak behandeld, waarbij appellante niet aanwezig was, maar gedaagde vertegenwoordigd werd door drs. G.A. Tellinga. De Raad heeft vastgesteld dat gedaagde op 12 december 2002 het dagloon van appellante heeft vastgesteld op € 48,56. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar gedaagde heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat er sprake is van schending van de hoorplicht zoals neergelegd in artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat de rechtbank buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante afstand heeft gedaan van het recht om gehoord te worden en dat gedaagde op grond van artikel 7:3 van de Awb van het horen van appellante af mocht zien.
Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat appellante niet heeft aangetoond dat gedaagde een te laag dagloon heeft vastgesteld. De door appellante overgelegde bewijsstukken waren onvoldoende om haar stelling te onderbouwen. De Raad heeft daarom het hoger beroep van appellante ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
De uitspraak is gedaan door mr. G. van der Wiel als voorzitter en A.H. Hagendoorn-Huls als griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 juni 2005.