ECLI:NL:CRVB:2005:AT8544

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/1051 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. drs. Th.G.M. Simons
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijzondere bijstand voor huwelijkskosten van dochter in Canada

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 14 januari 2004, waarin zijn beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen ongegrond werd verklaard. Appellant had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op 3 juli 2002, met betrekking tot de kosten van de vliegreis, verblijfskosten, bijdrage aan de huwelijksreceptie en een huwelijkscadeau, in verband met het huwelijk van zijn dochter in Vancouver, Canada. De gemeente Groningen heeft deze aanvraag afgewezen bij besluit van 5 augustus 2002, en dit besluit werd later in bezwaar gehandhaafd op 11 december 2002.

Tijdens de zitting op 11 mei 2005 is appellant verschenen, terwijl gedaagde zich niet heeft laten vertegenwoordigen. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen en verwezen naar de eerdere uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had overwogen dat de kosten van het huwelijk van appellants dochter niet kunnen worden aangemerkt als noodzakelijke kosten van het bestaan, zoals bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw).

Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt gemotiveerd, maar de Raad heeft het oordeel van de rechtbank onderschreven. De Raad voegde hieraan toe dat de stelling van appellant dat hij door toedoen van gedaagde niet werkzaam is, niet leidt tot de conclusie dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die de aanvraag voor bijstand rechtvaardigen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak werd gedaan door mr. drs. Th.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 juni 2005.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/1051 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 14 januari 2004, reg.nr. 02/1184 NABW.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 11 mei 2005, waar appellant is verschenen en waar gedaagde - met voorafgaand bericht - zich niet heeft laten vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad, mede gelet op de gedingstukken, naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
In verband met het voorgenomen huwelijk van appellants dochter in Vancouver (Canada) heeft appellant op 3 juli 2002 een aanvraag bij gedaagde ingediend om bijzondere bijstand als bedoeld artikel 39, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw) in de kosten van de vliegreis, de verblijfkosten, de bijdrage aan de huwelijksreceptie en het huwelijkscadeau tot een bedrag van € 5.700,--.
Bij besluit van 5 augustus 2002, in bezwaar gehandhaafd bij besluit van 11 december 2002, heeft gedaagde de aanvraag afgewezen.
Bij de - uitvoerig gemotiveerde - aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 11 december 2002 ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe overwogen dat, gelet op alle omstandigheden van het geval, de aan het huwelijk van appellants dochter verbonden kosten niet behoren tot de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan, bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de Abw.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. Hij voegt daaraan toe, dat de stelling van appellant dat hij door toedoen van gedaagde niet werkzaam is in dienstbetrekking (of als zelfstandig adviseur) en daarom is aangewezen op een bijstandsuitkering, wat daarvan op zichzelf ook zij, niet kan leiden tot het oordeel dat - wel - sprake is van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 39, eerste lid, van de Abw.
De rechtbank heeft het beroep derhalve terecht ongegrond verklaard, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad ten slotte geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. drs. Th.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2005.
(get.) Th.G.M. Simons.
(get.) M. Pijper.