De rechtbank heeft appellant niet gevolgd in zijn opvatting dat bij de berekening van de gedifferentieerde premie voor 2002 rekening moet worden gehouden met de in 2000 betaalde voorschotten. Daartoe heeft zij overwogen dat een voorschot op een WAO-uitkering voor de toepassing van de WAO niet is gelijkgesteld met een aan een werknemer betaalde arbeidsongeschiktheidsuitkering in de zin van het Besluit premiedifferentiatie WAO en dat zodanige gelijkstelling zich (ook) niet verdraagt met de strekking van de ter zake geldende wetgeving, aangezien met de intrekking van de toekenning van de voorschotten (zij het achteraf) is komen vast te staan dat de onderneming van gedaagde in 2000 geen uitkeringslasten heeft gegenereerd. Naar het oordeel van de rechtbank is het besluit van 28 augustus 2002 dan ook genomen in strijd met artikel 4, tweede lid, van het Besluit premiedifferentiatie WAO.
Appellant kan zich met dit oordeel niet verenigen. Daartoe heeft hij het volgende betoogd:
“Wij zijn van mening dat het hier gaat om een principieel geschil, namelijk of voor de vaststelling van het gedifferentieerde premiepercentage WAO-uitkeringen die op voorschot verstrekt zijn, meegenomen mogen worden.
Wij stellen ons op het standpunt dat bij de beoordeling of een WAO-uitkering in dat betreffende premiejaar betrokken dient te worden in de berekening van het gedifferentieerde premiepercentage WAO relevant is of er een arbeidsongeschiktheidsuitkering is uitbetaald die ten laste komt van de Arbeidsongeschiktheidskas bedoeld in artikel 76f van de WAO, conform artikel 4 lid 2 en 5 van het Besluit. De op voorschotbasis toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkeringen vallen hieronder, aangezien zij tevens ten laste komen van de Arbeidsongeschiktheidskas. Artikel 76f WAO geeft hierop geen uitzonderingsgrond.
In de Nota van Toelichting op het Besluit wordt op pagina 14 tevens expliciet aangegeven dat voor de berekening van het individuele werkgeversrisicopercentage de uitkeringslasten van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen worden bepaald op kasbasis. Alle lasten van de uitkeringen die in jaar t-2 tot uitbetaling kwamen, worden dus meegenomen in het individuele werkgeversrisicopercentage. Hiermee bestrijden wij het standpunt van de rechtbank dat het arbeidsongeschiktheidsrisico gedefinieerd wordt als de 'feitelijk' door een onderneming gegenereerde arbeidsongeschiktheidslasten. Het Besluit en de Nota van Toelichting op dit Besluit geeft nadere invulling en uitwerking aan de wet Pemba en legt ons inziens het begrip "feitelijk" uit als alle uitkeringen die tot uitbetaling kwamen.
Het is evenwel mogelijk dat een uitkering met terugwerkende kracht wordt aangepast. De aanpassingen kunnen dan (mede) betrekking hebben op voorgaande jaren.
Artikel 6 lid 1 van het Besluit biedt hiervoor een compensatieregeling. Hierover wordt op pagina 15 van de Nota van Toelichting op het Besluit aangegeven dat, indien een uitkering in een bepaald jaar met terugwerkende kracht wordt aangepast (herziening, toekenning dan wel intrekking) het totale bedrag van de aanpassing over alle relevante voorgaande jaren in mindering wordt gebracht dan wel opgeteld bij de toegerekende arbeidsongeschiktheidslasten van de desbetreffende werkgever. Toerekening vindt, conform het kasbasissysteem, plaats aan het jaar waarin de aanpassing is doorgevoerd.
Met de stelling van de rechtbank dat met de intrekking van de toekenning van de voorschotten (achteraf) is komen vast te staan dat de onderneming van gedaagde in 2000 geen uitkeringslasten heeft gegenereerd wordt er ons inziens volledig voorbij gegaan aan het bovenstaande.
Wij tekenen wel aan dat per 1 januari 2003 de systematiek voor kleine werkgevers is gewijzigd. In de beslissing van bezwaar van 28 augustus 2002 hebben wij aangevoerd dat verrekening van de intrekking van de WAO-uitkering meegenomen zou worden in de vaststelling van het gedifferentieerde premiepercentage WAO voor 2003.
Het Besluit is echter bij "Besluit van 19 november 2002 tot wijziging van het Besluit premiedifferentiatie WAO in verband met het afschaffen van de geïndividualiseerde opslag of korting voor kleine werkgevers", gepubliceerd in Staatsblad 2002, nr. 585, met ingang van 1 januari 2003 ingrijpend gewijzigd. Voor kleine werkgevers wordt vanaf die datum het rekenpercentage niet langer verhoogd met een opslag of verlaagd met een korting op basis van de uitkeringslasten met betrekking tot de binnen de onderneming opgetreden arbeidsongeschiktheidsgevallen. Als gevolg van die wijziging geldt voor alle kleine werkgevers met ingang van 1 januari 2003 een gelijk premiepercentage, het rekenpercentage (2,38% in 2003).
Aangezien voor kleine werknemers vanaf 1 januari 2003 het premiepercentage niet meer gebaseerd wordt op de uitkeringslasten die aan de werkgever worden toegerekend is een compensatie als in artikel 6, eerste lid, van het Besluit eveneens niet meer aan de orde voor kleine werkgevers. Artikel 6 is om die reden vanaf 1 januari 2003 nog slechts van toepassing op grote werkgevers.
Gedaagde is een kleine werkgever. De constatering in 2001 dat de betreffende WAO-uitkering in 2000 ten onrechte is betaald zou - bij ongewijzigde regelgeving - in 2003 tot een lager premiepercentage hebben geleid.
Doordat artikel 6 van het Besluit vanaf 1 januari 2003 niet langer van toepassing is op kleine werkgevers en in het Besluit premiedifferentiatie WAO tevens geen overgangsregeling is getroffen voor gevallen als het onderhavige, kan in het onderhavige geval - als ook voor andere kleine werkgevers in dezelfde situatie - geen compensatie in het premiepercentage voor 2003 meer worden gegeven.”.