ECLI:NL:CRVB:2005:AT8483
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- C.M. van Wechem
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vaststelling dagloon in het kader van ziekengeld
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. A.A.J. de Nijs, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de vaststelling van zijn dagloon door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (gedaagde) werd bekrachtigd. Appellant had zich ziek gemeld na zijn dienstverband als tuinbouwmedewerker en betwistte de hoogte van het vastgestelde dagloon van € 67,42 bruto, inclusief vakantietoeslag. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 23 juni 2005 behandeld.
De Raad heeft vastgesteld dat de berekening van het dagloon niet correct was, omdat deze was gebaseerd op de geldende CAO, terwijl appellant voldoende bewijs had geleverd dat zijn dagloon hoger had moeten zijn. De Raad oordeelde dat het dagloon moest worden berekend op basis van de Dagloonregelen Invoeringswet sociale zekerheid, waarbij het dagloon moet worden vastgesteld op basis van het loon dat de werknemer in de 26 weken voorafgaand aan het arbeidsurenverlies gemiddeld heeft genoten.
De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van appellant gegrond verklaard. Het dagloon werd vastgesteld op € 67,53, en gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 966,-- bedroegen. Tevens werd bepaald dat gedaagde het griffierecht van € 133,-- aan appellant moest vergoeden. Deze uitspraak is van belang voor de toepassing van de Dagloonregelen en de wijze waarop daglonen in het kader van ziekengeld worden vastgesteld.