ECLI:NL:CRVB:2005:AT8180
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.G.M. Simons
- P.E. Broekman
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van proceskosten bij intrekking hoger beroep door bestuursorgaan
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 17 juni 2005, ging het om een verzoek tot vergoeding van proceskosten door verzoekers, die betrokken waren bij een hoger beroep dat was ingesteld door de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De zaak had betrekking op de artikelen 3, 4 en 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, die op 1 januari 2003 in werking traden. De appellant, de Sociale verzekeringsbank, trok op 17 februari 2005 het hoger beroep in, waarna verzoekers verzochten om vergoeding van de proceskosten in hoger beroep. De advocaat van verzoekers, mr. M.A. Oosterveen, had hen geadviseerd en een bedrag van € 178,50 gedeclareerd voor zijn werkzaamheden.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat, volgens artikel 21a van de Beroepswet, er aanleiding was om de appellant te veroordelen in de proceskosten van verzoekers, maar alleen als de proceshandelingen door een beroepsmatig rechtsbijstandverlener waren verricht. Aangezien verzoekers het verweerschrift zelf hadden ingediend, kon hiervoor geen vergoeding worden toegekend. De Raad benadrukte dat de vergoeding van proceskosten enkel mogelijk is voor handelingen die door een advocaat zijn verricht, en dat de kosten voor advieswerkzaamheden niet apart worden vergoed volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Uiteindelijk werd het verzoek om veroordeling in de proceskosten afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. Th.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier mr. P.E. Broekman, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De zaak was een vervolg op eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam, waartegen het hoger beroep was ingesteld.