ECLI:NL:CRVB:2005:AT8180

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/3064 AOW + 04/3065 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van proceskosten bij intrekking hoger beroep door bestuursorgaan

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 17 juni 2005, ging het om een verzoek tot vergoeding van proceskosten door verzoekers, die betrokken waren bij een hoger beroep dat was ingesteld door de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De zaak had betrekking op de artikelen 3, 4 en 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, die op 1 januari 2003 in werking traden. De appellant, de Sociale verzekeringsbank, trok op 17 februari 2005 het hoger beroep in, waarna verzoekers verzochten om vergoeding van de proceskosten in hoger beroep. De advocaat van verzoekers, mr. M.A. Oosterveen, had hen geadviseerd en een bedrag van € 178,50 gedeclareerd voor zijn werkzaamheden.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat, volgens artikel 21a van de Beroepswet, er aanleiding was om de appellant te veroordelen in de proceskosten van verzoekers, maar alleen als de proceshandelingen door een beroepsmatig rechtsbijstandverlener waren verricht. Aangezien verzoekers het verweerschrift zelf hadden ingediend, kon hiervoor geen vergoeding worden toegekend. De Raad benadrukte dat de vergoeding van proceskosten enkel mogelijk is voor handelingen die door een advocaat zijn verricht, en dat de kosten voor advieswerkzaamheden niet apart worden vergoed volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Uiteindelijk werd het verzoek om veroordeling in de proceskosten afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. Th.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier mr. P.E. Broekman, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De zaak was een vervolg op eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam, waartegen het hoger beroep was ingesteld.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/3064 AOW + 04/3065 AOW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21a van de Beroepswet inzake de kosten van het geding tussen:
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, appellant,
en
[verzoekerer 1] en [verzoeker 2], beiden wonende te [woonplaats], gedaagden, thans verzoekers (hierna: verzoekers).
I. INLEIDING
Met ingang van 1 januari 2003 zijn de artikelen 3, 4 en 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, voorzover het de Sociale verzekeringsbank betreft, in werking getreden. Thans oefent appellant de taken en bevoegdheden uit die tot die datum werden uitgeoefend door de Sociale Verzekeringsbank. In deze uitspraak wordt onder appellant tevens verstaan de Sociale Verzekeringsbank.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 april 2004,
reg.nrs. AOW 03/48 en AOW 03/49.
Verzoekers hebben een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 17 februari 2005 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken.
Verzoekers hebben bij brief van 28 maart 2005 verzocht appellant te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep.
Appellant heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. MOTIVERING
Uit artikel 21a van de Beroepswet vloeit voort dat nu het hoger beroep door het bestuursorgaan (appellant) is ingetrokken, er op zichzelf aanleiding is om appellant - met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en derhalve met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) - te veroordelen in de proceskosten van verzoeker.
Het verzoek heeft betrekking op een door mr. M.A. Oosterveen, advocaat te Rotterdam, aan verzoekers gedeclareerd bedrag van € 178,50 voor advieswerkzaamheden naar aanleiding van het door appellant ingestelde hoger beroep. Verzoekers hebben aangegeven dat zij bij het opstellen van het, door henzelf ingediende, verweerschrift in hoger beroep gebruik hebben gemaakt van het advies van mr. Oosterveen.
Volgens vaste jurisprudentie van de Raad kan voor op eigen naam verrichte proceshandelingen geen vergoeding van proceskosten worden toegekend. Vergoeding is slechts mogelijk, indien de betrokken proceshandeling (in dit geval: het indienen van het verweerschrift in hoger beroep) door of mede door een beroepsmatig rechtsbijstandverlener is verricht. Dit betekent dat voor het door verzoekers zelf ingediende verweerschrift geen vergoeding kan worden toegekend.
In het Bpb is een limitatieve opsomming gegeven van proceshandelingen waarvoor een vergoeding kan worden toegekend. In vergoeding van kosten in verband met de voorbereiding van een zaak is in het Bpb niet (afzonderlijk) voorzien. Dit betekent dat voor de door mr. Oosterveen aan verzoekers gedeclareerde kosten evenmin een vergoeding kan worden toegekend.
Het verzoek moet worden afgewezen.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om veroordeling in de proceskosten af.
Aldus gegeven door mr. drs. Th.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van mr. P.E. Broekman als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2005.
(get.) Th.G.M. Simons.
(get.) P.E. Broekman.