ECLI:NL:CRVB:2005:AT8177
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- mr. drs. N.J. van Vulpen-Grootjans
- mr. R.C. Stam
- mr. drs. C.M. van Wechem
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen correctienota's en loongegevens door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die een café exploiteert, tegen de correctienota's die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) zijn opgelegd over de jaren 1995 tot en met 1999. De rechtbank Groningen had eerder geoordeeld dat de administratie van appellant minimaal was en dat niet alle loonbetalingen correct waren verantwoord. Dit leidde tot de conclusie dat het UWV de premies bij benadering mocht vaststellen. De rechtbank had echter ook vastgesteld dat de schatting van de premies niet onzorgvuldig was, behalve in het geval dat de leeftijden van de personeelsleden niet correct waren meegenomen. De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard en het UWV opgedragen om een nieuw besluit te nemen.
In hoger beroep herhaalt appellant zijn klacht dat de gekozen benadering van het UWV onvoldoende representatief is, omdat alleen de leeftijden van de als getuigen gehoorde personeelsleden zijn meegenomen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat het UWV de uitspraak van de rechtbank correct heeft uitgevoerd. De Raad stelt vast dat de loonadministratie van appellant niet toereikend is om de gewerkte uren aan individuele personeelsleden toe te rekenen. De door het UWV gehanteerde rekenmethode is de enige manier om de gemiddelde leeftijd van de werknemers te betrekken in de nadeelberekening. Appellant slaagt er niet in om aannemelijk te maken dat de berekende gemiddelde leeftijd tot een vertekening van de werkelijkheid heeft geleid.
De Raad concludeert dat het risico van een nadelige schatting voor rekening van appellant komt en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, waarmee de eerdere beslissing van het UWV in stand blijft.