ECLI:NL:CRVB:2005:AT7584

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/4793 CSV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in socialezekerheidsrechtelijke zaak

In deze zaak gaat het om een verzet tegen de niet-ontvankelijk verklaring van een hoger beroep dat door de opposante was ingesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft op 25 november 2004 geoordeeld dat de beroepsgronden niet tijdig waren ingediend, namelijk niet binnen de door de Raad gestelde termijn van twee weken. De opposante, vertegenwoordigd door P.J.J. Aniba AA van De Waard Partners Accountants, heeft hiertegen verzet aangetekend. Tijdens de zitting op 2 mei 2005 zijn beide partijen niet verschenen, wat de Raad niet in staat stelde om de zaak verder te behandelen.

De Raad heeft in zijn motivering aangegeven dat er geen redenen zijn gevonden die het verzuim van de opposante zouden kunnen verontschuldigen. De Raad heeft de argumenten in het verzetschrift beoordeeld, maar vond geen aanknopingspunten die zouden kunnen leiden tot een andere conclusie dan die in de eerdere uitspraak. De Raad heeft daarom besloten het verzet ongegrond te verklaren, met toepassing van artikel 8:55, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tevens zijn er geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betreft de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door mr. G. van der Wiel als voorzitter, met A.H. Hagendoorn-Huls als griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 juni 2005. De Centrale Raad van Beroep heeft daarmee de eerdere beslissing bevestigd en het verzet van de opposante verworpen.

Uitspraak

04/4793 CSV
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposante], gevestigd te [vestigingsplaats], opposante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij uitspraak van 25 november 2004 is het namens opposante ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 juli 2004, registratienummer 03/2522, niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft P.J.J. Aniba AA, werkzaam bij De Waard Partners Accountants te Leidschendam, een verzetschrift ingediend.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 2 mei 2005, waar partijen niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
De uitspraak van de Raad van 25 november 2004 steunt kort samengevat hierop, dat de beroepsgronden niet binnen de door de Raad bij aangetekend schrijven van 11 oktober 2004 gestelde termijn van twee weken zijn binnengekomen en dat niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging zouden kunnen vormen voor dit verzuim.
In dit geding is de vraag of het hoger beroep van opposante terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
De Raad ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan in zijn genoemde uitspraak gegeven.
In aansluiting op hetgeen in die uitspraak is overwogen, merkt de Raad op dat hij ook in het verzetschrift geen aanknopingspunten heeft gevonden welke kunnen leiden tot de conclusie dat opposante het verzuim niet kan worden tegengeworpen.
Gelet op het vorenstaande bestaat er aanleiding het verzet met toepassing van artikel 8:55, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Awb ongegrond te verklaren.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. G. van der Wiel als voorzitter, in tegenwoordigheid van A.H. Hagendoorn-Huls als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2005.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.H. Hagendoorn-Huls.
RB1006