ECLI:NL:CRVB:2005:AT6759
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- J.G. Treffers
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WAO-schatting en geschiktheid van geduide functies na intrekking van uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de intrekking van zijn WAO-uitkering werd bevestigd. Appellant, die sinds 14 december 1998 met schouderklachten uitgevallen was, had aanvankelijk een uitkering ontvangen op basis van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Echter, gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), trok deze uitkering per 17 mei 2000 in, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid volgens hen was afgenomen naar minder dan 15%. De rechtbank verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond.
In hoger beroep betoogde appellant dat de toename van zijn schouderklachten na de intrekking van de uitkering relevant was voor de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. Hij verwees ook naar een ziekenhuisopname wegens hoge bloeddruk en chronisch hartlijden. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat er geen nieuwe objectieve medische gegevens waren die de eerdere beoordeling van de belastbaarheid van appellant zouden ondermijnen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist was.
De Raad concludeerde dat de geselecteerde functies voor appellant niet boven zijn belastbaarheid uitstegen en dat hij in staat was om een loon te verdienen dat niet leidde tot een verlies aan verdiencapaciteit van meer dan 15%. De Raad vond geen aanleiding om de eerdere beslissing van de rechtbank te herzien en bevestigde de uitspraak.