ECLI:NL:CRVB:2005:AT5437

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05-1234 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belanghebbendheid van de werkgever bij besluit tot weigering van ziekengeld aan werknemer

In deze zaak gaat het om de vraag of de werkgever als belanghebbende kan worden aangemerkt bij een besluit tot weigering van ziekengeld aan een werknemer. De appellant, die de beslissing heeft genomen om geen ziekengeld te verstrekken aan de werkneemster, is in hoger beroep gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank te Rotterdam. De rechtbank had geoordeeld dat de werkgever niet als belanghebbende kon worden beschouwd bij het besluit van de appellant, omdat de werkneemster niet als gevolg van zwangerschap of bevalling ongeschikt werd geacht voor haar arbeid.

De Centrale Raad van Beroep heeft de relevante wetgeving, met name artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 2a van de Ziektewet (ZW), in overweging genomen. De Raad heeft vastgesteld dat de werkgever in het verleden als belanghebbende is aangemerkt in soortgelijke zaken, maar dat dit niet geldt wanneer artikel 2a van de ZW van toepassing is. Dit artikel, dat op het moment van de beslissing nog van kracht was, bepaalt dat de belanghebbende degene is op wiens aanspraken het besluit betrekking heeft.

De Raad concludeert dat de werkgever in dit geval geen belanghebbende was bij het besluit tot weigering van ziekengeld, omdat het besluit betrekking had op de beoordeling van de ongeschiktheid tot werken van de werkneemster. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de werkgever ongegrond. De Raad oordeelt dat de appellant terecht de werkgever kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaar. De uitspraak is gedaan door mr. Ch. van Voorst, met mr. A. Wentzel als griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 april 2005.

Uitspraak

05/1234 ZW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], appellant,
en
[gedaagde] te [woonplaats], gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant is op bij beroepschrift aangevoerde gronden in hoger beroep gekomen van een onder dagtekening 3 januari 2004 door de rechtbank te Rotterdam tussen partijen gegeven uitspraak (reg.nr.: ZW 03/415 VRLK), waarnaar hierbij wordt verwezen.
Namens gedaagde heeft mr. P.S. Jonker, advocaat te Voorburg, hierop bij brief van 29 maart 2005 van verweer gediend.
Desgevraagd hebben partijen toestemming gegeven de behandeling van het geding ter zitting van de Raad achterwege te laten.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 7 oktober 2002 heeft appellant geweigerd aan [naam werkneemster], werkneemster van gedaagde, ziekengeld te verstrekken omdat de werkneemster niet als gevolg van haar zwangerschap of bevalling ongeschikt wordt geacht tot het verrichten van haar arbeid.
Namens gedaagde is daartegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 8 januari 2003, hierna: het bestreden besluit, heeft appellant het bezwaar van gedaagde kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat gedaagde niet als belanghebbende bij het besluit van 7 oktober 2002 is aan te merken.
De Raad overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Bij uitspraak van 24 september 2002 (JB 2002, 342) heeft de Raad als zijn oordeel gegeven dat de werkgever ten aanzien van een besluit omtrent aanspraken van een werknemer op ziekengeld, als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid moet worden beschouwd. Dit oordeel geldt niet, indien de uitzondering van artikel 2a van de Ziektewet (ZW) van toepassing is.
Het met ingang van 1 maart 2003 vervallen artikel 2a van de ZW luidde als volgt: Bij een besluit ingevolge deze wet dat betrekking heeft op het al dan niet bestaan of voortbestaan van de ongeschiktheid tot werken is belanghebbende degene op wiens aanspraken het besluit betrekking heeft.
De Raad heeft bij uitspraak van 1 oktober 2003, gepubliceerd in RSV 2003/315, als zijn oordeel gegeven dat artikel 2a van de ZW niet alleen betrekking had op besluiten waarbij in geschil is of al dan niet sprake is van ongeschiktheid tot werken, maar eveneens op besluiten waarbij aard en oorzaak van de ongeschiktheid aan de orde zijn. Het bij de aangevallen uitspraak gegeven oordeel van de rechtbank dat artikel 2a van de ZW niet op laatstgenoemde categorie van geschillen ziet, wordt derhalve door de Raad niet gedeeld.
Aan het besluit van 7 oktober 2002 ligt een beoordeling van de aard en oorzaak van de ongeschiktheid tot werken van de werkneemster [naam werkneemster] ten grondslag. Ten tijde in geding was artikel 2a van de ZW nog van toepassing, zodat gedaagde als werkgeefster bij dit besluit geen belanghebbende was.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat de vernietiging van het bestreden besluit door de rechtbank geen standhoudt. Appellant heeft gedaagde bij dit besluit terecht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het inleidend beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. Ch. van Voorst in tegenwoordigheid van mr. A. Wentzel als griffier een uitgesproken in het openbaar op 27 april 2005.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) A. Wentzel.