ECLI:NL:CRVB:2005:AT5384

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/4247 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • C.G. Kasdorp
  • G.L.M.J. Stevens
  • H.R. Geerling-Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorziening voor aanschaf auto door WUV-gerechtigde

In deze zaak gaat het om een beroep van eiseres, een WUV-gerechtigde, tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiseres heeft een verzoek ingediend voor de aanschaf van een auto, omdat zij door haar medische situatie niet in staat is om gebruik te maken van openbaar vervoer. De verweerster heeft dit verzoek afgewezen, met de motivatie dat de medische indicatie voor de aanschaf van een auto niet aanwezig is. Eiseres heeft psychische klachten en fysieke beperkingen, maar de verweerster oordeelt dat zij in staat is om gebruik te maken van een taxi, ondanks de door eiseres aangevoerde praktische bezwaren.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat er geen medische gegevens zijn die de afwijzing van het verzoek ondersteunen. De Raad heeft de benadering van de verweerster, die een strikte toepassing van de voorwaarden voor de vergoeding van de aanschafkosten van een auto hanteert, niet onredelijk geacht. De Raad concludeert dat eiseres, ondanks haar beperkingen, in staat moet worden geacht om gebruik te maken van een taxi. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en de Raad ziet geen aanleiding om veroordelingen te doen in de kosten.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee leden van de Raad aanwezig waren. De zitting vond plaats op 10 februari 2005, waar eiseres werd vertegenwoordigd door haar advocaat, en de verweerster door een vertegenwoordiger van de Pensioen- en Uitkeringsraad.

Uitspraak

04/4247 WUV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij besluit van 25 juni 2004, kenmerk JZ/070Y/2004/0423, heeft verweerster ten aanzien van eiseres uitvoering gegeven aan de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945, hierna: de Wet.
Namens eiseres is tegen dit besluit beroep ingesteld door mr. A. Bierenbroodspot, advocaat te Amsterdam. In het beroepschrift heeft deze gemachtigde aangegeven waarom eiseres zich niet met het bestreden besluit kan verenigen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 10 februari 2005. Aldaar is eiseres verschenen bij gemachtigde
mr. A. Bierenbroodspot voornoemd. Verweerster heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door J.A. Groeneveld, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Eiseres, die is geboren [in] 1940, is vervolgde en uitkeringsgerechtigde in de zin van de Wet. Ten aanzien van de bij eiseres bestaande psychische klachten, suikerziekte, diabetische oogklachten en diabetische neuropathie heeft verweerster een verband met de ondergane vervolging aanvaard. Ten aanzien van de rugklachten van eiseres en haar adipositas heeft verweerster een dergelijk verband niet aanvaard.
Bij schrijven van 25 april 2003 heeft eiseres bij verweerster een voorziening gevraagd voor de aanschaf van een auto, zulks in verband met een verandering van haar situatie. Dit verzoek van eiseres is afgewezen bij besluit van 21 januari 2004. Verweerster heeft daarbij in navolging van haar geneeskundig adviseur het standpunt ingenomen dat ten aanzien van de bij eiseres bestaande status na beenamputatie rechts een verband met de vervolging moet worden aangenomen, doch dat haar met de vervolging samenhangende ziekten of gebreken de door haar gevraagde voorziening ter zake van vergoeding van aanschafkosten van een auto niet medisch noodzakelijk maken. Dit standpunt heeft verweerster na namens eiseres gemaakt bezwaar bij het thans bestreden besluit gehandhaafd.
Eiseres kan zich met de afwijzing van de door haar gevraagde voorziening niet verenigen.
De Raad overweegt als volgt.
Verweerster acht een medische indicatie als bedoeld in artikel 20 van de Wet voor vergoeding van de aanschafkosten van een auto aanwezig, indien er op grond van de causale ziekten of gebreken sprake is van zodanige beperkingen dat geen gebruik kan worden gemaakt van openbaar vervoer (trein, tram, bus, metro) en evenmin van een taxi. De Raad heeft reeds meermalen uitgesproken deze benadering van verweerster in zijn algemeenheid niet onjuist of onredelijk te achten. Gezien het inmiddels algemeen gebruikelijke karakter van de door eiseres gevraagde voorziening acht de Raad verweerster ook gerechtigd aan deze benadering een strikte toepassing te geven.
Tussen partijen is niet in geschil dat het voor eiseres in verband met haar causale ziekten en gebreken onmogelijk is om gebruik te maken van trein, tram, bus of metro. Partijen verschillen van inzicht over de vraag of de met de vervolging samen hangende klachten eiseres ook verhinderen van een taxi gebruik te maken.
Verweerster heeft haar standpunt in navolging van haar geneeskundig adviseurs gebaseerd op bij eiseres in verband met haar onderhavige aanvraag verricht medisch onderzoek door de arts A.M. Ohlenschlager, die op basis van het eigen onderzoek alsmede op informatie verkregen uit de behandelende sector tot het oordeel is gekomen dat de mobiliteit van eiseres ernstig is beperkt en dat zij thans rolstoelafhankelijk is. Nochtans heeft deze geneeskundige de aanschaf van een auto niet medisch noodzakelijk geoordeeld, omdat eiseres in staat moet worden geacht gebruik te maken van een auto of taxi, te meer daar zij zelf in staat is de transfer te maken van rolstoel naar auto of taxi. Daarbij is overwogen dat er geen duidelijke redenen zijn waarom een taxichauffeur eiseres zou kunnen weigeren.
De Raad heeft in de gedingstukken van medische aard geen aanknopingspunten gevonden om dit standpunt van verweerster onjuist te achten. De Raad stelt daarbij ook vast dat van de zijde van eiseres wel praktische bezwaren zijn ingebracht tegen het gebruik van een taxi, doch geen medische gegevens op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat eiseres in de onmogelijkheid verkeert met een taxi te reizen. Hoe invoelbaar deze praktische bezwaren ook zijn, de Raad ziet daarin onvoldoende grond om te oordelen dat het voor eiseres medisch gezien niet mogelijk is met een taxi te reizen.
Dit betekent dat het beroep van eiseres ongegrond verklaard moet worden.
De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht en beslist als volgt.
III, BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter en mr. G.L.M.J. Stevens en mr. H.R. Geerling-Brouwer als leden, in tegenwoordigheid van mr. A.D. van Dissel-Singhal als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2005.
(get.) C.G. Kasdorp
(get.) A.D. van Dissel-Singhal