ECLI:NL:CRVB:2005:AT5281

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/2571 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering naar arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van de appellant, die zijn uitkering had ontvangen op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De herziening vond plaats door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 23 juni 2001, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 15 tot 25%. De appellant heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar het besluit van 17 januari 2002, waarin de herziening werd gehandhaafd, werd door de rechtbank Arnhem in een eerdere uitspraak van 17 april 2003 ongegrond verklaard.

De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.C. Cornelisse, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 8 april 2005 was de appellant zelf aanwezig, terwijl de gedaagde partij, het Uwv, niet vertegenwoordigd was. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en de vraag beantwoord of het besluit van 17 januari 2002 in rechte stand kan houden. De Raad heeft geoordeeld dat de argumenten van de appellant, die niet door medische stukken waren onderbouwd, niet voldoende gewicht hadden om de eerdere uitspraak te weerleggen.

De Raad heeft besloten dat er geen aanleiding is om de aangevallen uitspraak te vernietigen en bevestigt deze. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan door mr. H.J. Simon, met mr. M.F. van Moorst als griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 april 2005.

Uitspraak

03/2571 WAO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Bij besluit op bezwaar van 17 januari 2002 heeft gedaagde gehandhaafd zijn besluit van 23 april 2001, bij welk besluit gedaagde appellants uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 23 juni 2001 heeft herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
Bij uitspraak van 17 april 2003, nr. 02/379 WAO, waarnaar hierbij wordt verwezen, heeft de rechtbank Arnhem het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellant is mr. A.C. Cornelisse, advocaat te Apeldoorn, van deze uitspraak in hoger beroep gekomen. Bij brief van 30 juni 2003 heeft appellant de gronden aangegeven waarop het beroep rust.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 8 april 2005, waar appellant in persoon is verschenen, terwijl voor gedaagde, na voorafgaand bericht, niemand is verschenen.
II. MOTIVERING
Het gaat in dit geding om de beantwoording van de vraag of het in rubriek I omschreven besluit van 17 januari 2002 in rechte stand kan houden.
De rechtbank heeft die vraag in de aangevallen uitspraak bevestigend beantwoord.
De Raad oordeelt als volgt.
Hetgeen door appellant in hoger beroep is aangevoerd geeft de Raad geen aanleiding de aangevallen uitspraak voor onjuist te houden. Aan de eigen, niet met medische stukken onderbouwde, mening van appellant met betrekking tot zijn gezondheidstoestand kan de Raad niet dat gewicht toekennen dat appellant daaraan gehecht wil zien.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Uit het voorgaande vloeit voort dat als volgt moet worden beslist
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. H.J. Simon in tegenwoordigheid van mr. M.F. van Moorst als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 april 2005.
(get.) H.J. Simon.
(get.) M.F. van Moorst.