ECLI:NL:CRVB:2005:AT5015
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.G. Kasdorp
- H.R. Geerling-Brouwer
- K.J. Kraan
- Rechtspraak.nl
Weigering herziening standpunt rugklachten in relatie tot vervolging
In deze zaak gaat het om de weigering van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad om het eerder ingenomen standpunt te herzien met betrekking tot de rugklachten van eiser, die hij in verband brengt met zijn vervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog. Eiser, geboren in 1936, heeft in het voormalige Nederlands-Indië vervolging ondergaan en is erkend als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. In een eerder besluit van 4 juli 1996 werd aan eiser een periodieke uitkering geweigerd, omdat zijn rugklachten niet in verband konden worden gebracht met de vervolging. Eiser heeft hiertegen geen rechtsmiddelen aangewend.
In 2004 heeft eiser opnieuw een verzoek ingediend voor een periodieke uitkering, dat aanvankelijk werd afgewezen. Echter, na bezwaar werd hem alsnog een uitkering toegekend, maar de rugklachten werden door de verweerster als niet gerelateerd aan de vervolging beschouwd. Eiser voerde aan dat zijn rugklachten voortkwamen uit de ziekte van Scheuermann, die hij in zijn jeugd had opgelopen door de omstandigheden in het Jappenkamp.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 28 april 2005 geoordeeld dat de verweerster terecht haar eerdere standpunt heeft gehandhaafd. De Raad oordeelde dat de medische gegevens onvoldoende bewijs leveren voor een verband tussen de rugklachten en de vervolging. De Raad benadrukte dat de omgekeerde bewijslast in dit geval niet van toepassing was, omdat er duidelijke andere oorzaken voor de rugklachten zijn aan te wijzen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om de proceskosten te vergoeden.