ECLI:NL:CRVB:2005:AT4390

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/3226 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • C.G. Kasdorp
  • G.L.M.J. Stevens
  • O.D.J.M.L. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Transgenerationele gevolgen van psychische gezondheid in relatie tot vervolgingsslachtoffers

In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiser om erkend te worden als vervolgde op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. Eiser, geboren in 1941 in het voormalige Nederlands-Indië, heeft in september 2000 een aanvraag ingediend bij de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarbij hij de transgenerationele gevolgen voor zijn psychische gezondheid aanhaalt van de ervaringen van zijn vader in Japanse krijgsgevangenschap. De aanvraag werd afgewezen op 14 december 2001, omdat eiser zelf geen vervolging heeft ondergaan en er geen objectieve medische gegevens zijn over de psychische gezondheid van zijn vader die een verband met eisers klachten zouden kunnen aantonen.

Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij zich vooral richtte op de opvatting van verweerster dat er geen bewijs is van psychische klachten bij zijn vader als gevolg van diens vervolging. Hij heeft onder andere een verklaring van een vroegere huisarts en een psychologisch rapport over zichzelf overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 3 maart 2005 behandeld, waarbij eiser in persoon verscheen met zijn zuster en verweerster vertegenwoordigd werd door mr. C. Vooijs.

De Raad heeft in zijn uitspraak van 14 april 2005 geoordeeld dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. De Raad benadrukt dat het beschikbaar zijn van objectieve medische gegevens over de psychische gezondheid van de ouder(s) essentieel is om te beoordelen of er sprake is van transgenerationele gevolgen voor het kind. Aangezien dergelijke gegevens over de vader van eiser ontbreken, kan de Raad de door eiser overgelegde verklaringen en rapporten niet als bewijs aanvaarden. De Raad verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

03/3226 WUV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eiser], wonende te [woonplaats], Ca 91770 (USA), eiser,
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Onder dagtekening 25 april 2003, kenmerk JZ/U70/2003/0252, heeft verweerster ten aanzien van eiser een besluit genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Tegen dit besluit heeft eiser op in het beroepschrift - met bijlagen - vermelde gronden, welke bij schrijven van 16 februari 2004 zijn aangevuld, bij de Raad beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend en stukken ingezonden.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 3 maart 2005. Aldaar is eiser in persoon verschenen met bijstand van zijn zuster [naam zuster], terwijl verweerster zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. C. Vooijs, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Eiser, geboren in 1941 in het voormalige Nederlands-Indië, heeft in september 2000 bij verweerster een aanvraag ingediend om hem te erkennen als vervolgde dan wel hem met toepassing van artikel 3, tweede lid, van de Wet, met een vervolgde gelijk te stellen, en hem als zodanig een periodieke uitkering te verlenen. In dit verband heeft eiser, onder meer, gewezen op de transgenerationele gevolgen voor zijn psychische gezondheid van hetgeen zijn vader in Japanse krijgsgevangenschap heeft moeten meemaken.
Deze aanvraag heeft verweerster bij besluit van 14 december 2001, zoals na daartegen gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het nu bestreden besluit, afgewezen op de grond, samengevat, dat eiser zelf geen vervolging heeft ondergaan terwijl voorts niet is kunnen blijken van bij eisers vader in verband met zijn vervolging ontstane psychische klachten, zodat enig verband tussen eisers psychische klachten en de vervolgingsgevolgen bij zijn vader niet is vast te stellen.
In beroep heeft eiser zich met name gekeerd tegen verweersters opvatting dat niet is gebleken van bij zijn vader als gevolge van diens vervolging ontstane psychische klachten. In dit verband is onder meer verwezen naar een overgelegde verklaring van een vroegere huisarts van het gezin en naar een over eiser zelf opgemaakt psychologisch rapport.
In dit geding is aan de orde de vraag of het bestreden besluit, gelet op hetgeen in beroep is aangevoerd, in rechte kan standhouden.
De Raad beantwoordt die vraag bevestigend.
In vaste rechtspraak heeft de Raad onderschreven het standpunt van verweerster dat in gevallen als het onderhavige het beschikbaar zijn van objectieve medische gegevens over de psychische gezondheid van de ouder(s) essentieel is om te kunnen beoordelen of van transgenerationele gevolgen voor het kind sprake is.
Vaststaat dat zodanige gegevens over eisers vader ontbreken. Integendeel zijn, naar blijkt uit door verweerster nader overgelegde stukken, bij de (medische) beoordeling van een door eisers vader zelf in 1975 op grond van de Wet ingediende aanvraag juist geen psychische klachten naar voren gekomen.
In dit licht kan de Raad aan de door eiser overgelegde, op basis van herinnering opgestelde verklaring van de vroegere huisarts geen gewicht toekennen. Hetzelfde geldt ten aanzien van het overgelegde psychologisch rapport over eiser zelf.
De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter en mr. G.L.M.J. Stevens en mr. O.D.J.M.L. Jansen als leden, in tegenwoordigheid van J.P. Grauss als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 14 april 2005.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) J.P. Grauss.