ECLI:NL:CRVB:2005:AT4308
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.G. Kasdorp
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Weigering erkenning als vervolgingsslachtoffer en als burgeroorlogsslachtoffer
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 maart 2005 uitspraak gedaan over de weigering van de erkenning van eiser als vervolgingsslachtoffer en als burgeroorlogsslachtoffer. Eiser, geboren op 27 juli 1940 uit een Joodse moeder en een niet-Joodse vader, had bij de Raadskamers WUV en WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad een gecombineerde aanvraag ingediend voor een periodieke uitkering op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) en een toeslag op basis van de Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De besluiten van de verweersters, genomen op 25 september 2002, werden door eiser bestreden, omdat hij meende dat hij door de oorlogsomstandigheden en de gevolgen daarvan psychisch letsel had opgelopen.
De Raad overwoog dat verweerster I van mening was dat eiser geen vervolging had ondergaan, omdat hij als kind uit een gemengd huwelijk niet tot de groepen behoorde die door de Duitse bezetter werden vervolgd. De Raad stelde vast dat de door eiser gestelde onderduik in Rotterdam niet als effectieve onderduik kon worden beschouwd, omdat hij in principe thuis woonde en slechts af en toe in Rotterdam verbleef. De Raad concludeerde dat de bestreden besluiten in rechte standhielden en dat de beroepen ongegrond verklaard moesten worden.
De Raad oordeelde ook dat er geen termen aanwezig waren voor een vergoeding van proceskosten, en dat het verzoek van eiser om uitstel van de behandeling van de gedingen werd afgewezen. De Raad vond dat de getuigenverklaringen van eisers broer en psychiater niet relevant waren voor de besluitvorming, omdat zij niet uit eigen waarneming konden getuigen over de oorlogsjaren. De Raad concludeerde dat de verweersters zorgvuldig te werk waren gegaan en dat er geen relevante gegevens waren gevonden die de door eiser gestelde confrontaties met politie-instanties tijdens de oorlog bevestigden. De Raad verklaarde de beroepen ongegrond en bevestigde de besluiten van de verweersters.