ECLI:NL:CRVB:2005:AT4190
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- J.W. Schuttel
- O.J.D.M.L. Jansen
- Rechtspraak.nl
Herbeoordeling van een WAO-uitkering en prematuriteit van bezwaar
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar bezwaar tegen de WAO-beschikking prematuur werd verklaard. De rechtbank had vastgesteld dat appellante op 19 september 2000 voor 55 tot 65% arbeidsongeschikt was verklaard. Na een herbeoordeling op 17 oktober 2002, waarin de arbeidsdeskundige bevestigde dat appellante onveranderd arbeidsongeschikt was, heeft appellante bezwaar aangetekend tegen deze beslissing. Echter, het bezwaar werd door de gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen formeel besluit was genomen waartegen bezwaar kon worden gemaakt. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak op 8 februari 2005 behandeld, waarbij appellante niet aanwezig was, maar gedaagde vertegenwoordigd was door mr. B.M. Kleijs.
De Raad heeft de argumenten van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het bezwaar van appellante prematuur was, aangezien er geen beslissing was genomen die aanvechtbaar was. De aanzeggingsbrief van de arbeidsdeskundige werd niet als een formeel besluit beschouwd. De Raad heeft benadrukt dat er geen omstandigheden waren die het bezwaar ontvankelijk konden maken, en dat appellante redelijkerwijs niet kon menen dat er een besluit was genomen. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en benadrukt dat het Uwv snel een inhoudelijk besluit moet nemen over de arbeidsongeschiktheidsklasse van appellante, zodat zij haar grieven kan toetsen.
De Raad heeft geen termen gezien om een proceskostenvergoeding toe te kennen, en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd.