ECLI:NL:CRVB:2005:AT3977
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- J.W. Schuttel
- O.J.D.M.L. Jansen
- Rechtspraak.nl
Weigering WAO-uitkering aan medewerker automatiseringsbedrijf met vermoeidheidsklachten
In deze zaak gaat het om een medewerker van een automatiseringsbedrijf die zijn werkzaamheden op 3 januari 2000 heeft gestaakt vanwege vermoeidheidsklachten. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de weigering van de WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De weigering is gebaseerd op de beoordeling dat de mate van arbeidsongeschiktheid van de appellant minder dan 15% is. De rechtbank 's-Hertogenbosch had eerder het besluit van het Uwv bevestigd, waarop de appellant in hoger beroep ging.
De Raad overweegt dat de weigering om appellant in aanmerking te brengen voor de WAO-uitkering is gebaseerd op een beoordeling van zijn beperkingen, zoals vastgelegd in een belastbaarheidspatroon. Hoewel de appellant stelt dat hij door zijn chronische vermoeidheidsklachten niet meer in staat is tot het verrichten van loonvormende werkzaamheden, concludeert de Raad dat de beperkingen van de appellant niet onjuist zijn gewaardeerd. De Raad bevestigt dat de appellant, ondanks zijn klachten, in staat is om diverse andere werkzaamheden te verrichten.
De Raad oordeelt dat de rechtbank de juiste medische beperkingen in aanmerking heeft genomen en dat de verzekeringsarts van het Uwv adequaat heeft gehandeld. De Raad vindt geen aanleiding om af te wijken van het oordeel van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak, waarbij het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond is verklaard. De Raad ziet geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen aan de appellant.