ECLI:NL:CRVB:2005:AT3621
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.G. Kasdorp
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vermindering van WUV-uitkering door pensioen als nabestaande
In deze zaak gaat het om de vraag of de betrokkene, eiser, terecht van mening is dat zijn pensioen als nabestaande van zijn overleden echtgenote ten onrechte in mindering wordt gebracht op zijn WUV-uitkering. Eiser, geboren in 1920, heeft een periodieke uitkering ontvangen op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. De Centrale Raad van Beroep heeft op 24 maart 2005 uitspraak gedaan in deze kwestie, waarbij het beroep van eiser ongegrond werd verklaard.
De procedure begon met een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, dat op 13 november 2003 werd genomen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarna verweerster een verweerschrift indiende. De zitting vond plaats op 10 februari 2005, waarbij eiser niet aanwezig was, maar verweerster werd vertegenwoordigd door J.A. Groeneveld.
De Raad heeft vastgesteld dat verweerster de uitkering van eiser vanaf 1 januari 2002 heeft bijgesteld, omdat eiser vanaf februari 2002 een particulier pensioen ontving. Dit leidde tot de conclusie dat eiser een bedrag van € 5.715,76 te veel had ontvangen. De Raad oordeelde dat de door eiser ingediende bezwaren tegen het berekeningsbesluit ongegrond waren, en dat de wetgeving geen ruimte biedt voor afwijkingen van de regels omtrent de in mindering te brengen inkomsten.
De Raad concludeert dat het pensioen dat eiser ontvangt, niet kan worden aangemerkt als inkomsten van zijn overleden echtgenote, maar als eigen inkomsten van eiser. De Raad heeft geen termen gezien om veroordeling in proceskosten toe te passen. De uitspraak werd gedaan door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter, met mr. G.L.M.J. Stevens en mr. H.R. Geerling-Brouwer als leden, en mr. A.D. van Dissel-Singhal als griffier.