ECLI:NL:CRVB:2005:AT3064
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepasbaarheid van de regeling voor premievermindering in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door appellante tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch. De rechtbank had op 12 december 2003 geoordeeld over de verschuldigde gedifferentieerde WAO-premie van appellante. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 4 februari 2005, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. P.H.E. Bloemer. Gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, was niet aanwezig op de zitting.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de regeling voor premievermindering, zoals vastgelegd in het Besluit regres en premievermindering WAO, niet van toepassing is in dit geval. De regeling is alleen van toepassing voor arbeidsongeschiktheidsuitkeringen die ingaan op of na 1 januari 2002. Aangezien de uitkering van de ex-werknemer van appellante, die arbeidsongeschikt werd door een auto-ongeval, al in 1999 was toegekend, kan de regeling niet worden toegepast. De Raad verwijst naar de nota van toelichting bij het besluit, waaruit blijkt dat de Staatssecretaris geen terugwerkende kracht heeft willen verlenen aan de regeling.
De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en stelt dat er geen termen zijn om toepassing te geven aan de artikelen 8:73 en 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad concludeert dat de beslissing van gedaagde om de bezwaren van appellante ongegrond te verklaren, terecht is. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is op 17 maart 2005 openbaar uitgesproken, waarbij mr. G. van der Wiel de uitspraak heeft gedaan in aanwezigheid van griffier mr. L.M. Reijnierse.