ECLI:NL:CRVB:2005:AT2831
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- S.H. Peper
- Rechtspraak.nl
Toekenning van een WW-uitkering na weigering van een WAO-uitkering en de beschikbaarheid voor werk
In deze zaak gaat het om de aanvraag van een WW-uitkering door appellant, die eerder een WAO-uitkering had aangevraagd maar deze geweigerd kreeg. Appellant, die zich arbeidsongeschikt achtte, had niet gesolliciteerd en stelde dat hij wel beschikbaar was voor werk. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond. Gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, had in 2002 aan appellant meegedeeld dat hij geen recht had op een WW-uitkering omdat hij niet beschikbaar was voor arbeid. Dit besluit werd in bezwaar en beroep door de rechtbank bevestigd. De Raad overweegt dat volgens artikel 16 van de Werkloosheidswet (WW) een werknemer werkloos is als hij beschikbaar is om arbeid te aanvaarden. Appellant heeft echter niet aangetoond dat hij daadwerkelijk beschikbaar was voor werk, ondanks zijn stelling dat hij bereid was om werkzaamheden te verrichten. De Raad concludeert dat het bestreden besluit voldoende deugdelijke grondslag heeft en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 23 maart 2005.