ECLI:NL:CRVB:2005:AT2119
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- C.P.M. van de Kerkhof
- P.J. Stolk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van premieplicht en administratie bij sociale verzekeringen
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank de premienota van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in stand heeft gelaten. De premienota was gebaseerd op een controle uitgevoerd door het Westland Interventie Team op 27 juni 2000, waarbij twee betrokkenen werden aangetroffen op het bedrijf van appellant. Appellant had deze betrokkenen niet aan het UWV verantwoord en na een vervolgonderzoek heeft het UWV de verloning van deze betrokkenen ambtshalve vastgesteld. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de premienota, maar dit werd ongegrond verklaard door het UWV.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 17 februari 2005. Appellant betwistte in hoger beroep de verzekeringsplicht van de betrokkenen en de omvang van de betalingsverplichting, aangezien de betrokkenen na de controle niet meer op het bedrijf waren. De Raad oordeelde dat er voldoende bewijs was dat één van de betrokkenen, [betrokkene 1], werkzaamheden voor appellant had verricht, wat niet door appellant werd ontkend. De Raad concludeerde dat het UWV op basis van de beschikbare gegevens de premies op een verantwoorde wijze had geschat, en dat het risico van een te hoge schatting voor rekening van appellant kwam, omdat hij geen deugdelijke administratie had gevoerd.
Ten aanzien van de andere betrokkene, [betrokkene 2], kwam de Raad tot een ander oordeel. Er was onvoldoende bewijs dat [betrokkene 2] relevante werkzaamheden had verricht, en de Raad oordeelde dat het UWV onvoldoende rekening had gehouden met de individuele omstandigheden van de betrokkenen. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak, verklaarde het beroep gegrond en droeg het UWV op een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Tevens werd het UWV veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.288,-- bedroegen, en moest het UWV het betaalde recht van € 116,-- vergoeden aan appellant.