ECLI:NL:CRVB:2005:AT1577
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- G.J.H. Doornewaard
- O.J.D.M.L. Jansen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en medische geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht. De rechtbank had geoordeeld dat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht met ingang van 11 maart 2001 de uitkering van appellante heeft ingetrokken. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D. Gregoire, stelde dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische klachten. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld op 22 december 2004, waarbij appellante niet aanwezig was, maar gedaagde zich liet vertegenwoordigen door mr. F. van Dam.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De Raad onderschreef de bevindingen van de verzekeringsarts Lemmers, die had vastgesteld dat appellante op het moment van beoordeling geen psychische klachten had en niet onder behandeling was. De Raad benadrukte dat het aan appellante was om bewijs te leveren van haar psychische klachten, wat zij niet had gedaan. De Raad concludeerde dat de medische en arbeidskundige grondslag van het intrekkingsbesluit deugdelijk was en dat de geselecteerde functies passend waren voor appellante, waardoor haar arbeidsongeschiktheid minder dan 15% bedroeg.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om de proceskosten te vergoeden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 16 maart 2005, waarbij de leden van de Raad en de griffier aanwezig waren.