ECLI:NL:CRVB:2005:AT0117

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/2061 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever voor ongeval van ambtenaar op werkterrein

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de werkgever, de Staatssecretaris van Defensie, voor een ongeval dat de appellante, A. Fleuren-de Wijs, heeft overkomen op het werkterrein. Appellante, werkzaam als medewerkster bij de bedrijfsrestauratie van een militaire kazerne, is op 7 november 2000 ten val gekomen in een kuil op het terrein van de kazerne. Na het ongeval heeft zij de werkgever aansprakelijk gesteld, maar deze heeft de aansprakelijkheid geweigerd. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Tijdens de zitting op 17 februari 2005 heeft appellante, bijgestaan door een vertegenwoordiger van Claim Support Europe, haar standpunt toegelicht. Zij betoogde dat de werkgever tekort is geschoten in zijn zorgplicht, omdat het ongeval had kunnen worden voorkomen door adequate maatregelen te nemen. De werkgever daarentegen stelde dat hij voldoende zorg had gedragen voor een veilige werkomgeving en dat appellante zelf verantwoordelijk was voor haar keuze om een onverharde route te nemen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van beide partijen gewogen en geconcludeerd dat de werkgever inderdaad aan zijn zorgplicht heeft voldaan. De Raad oordeelde dat appellante de zij-ingang van de restauratie had kunnen bereiken via een verharde weg, en dat haar keuze voor een kortere, maar onveilige route haar eigen risico was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen. De Raad oordeelde verder dat er geen aanleiding was om de proceskosten te compenseren.

Uitspraak

03/2061 AW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
A. Fleuren-de Wijs, wonende te [woonplaats], appellante,
en
de Staatssecretaris van Defensie, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellante is op bij beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 25 februari 2003, nr. AWB 02/1730, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 17 februari 2005, waar appellante in persoon is verschenen, bijgestaan door G.T.L.M.Toorians, werkzaam bij Claim Support Europe. Gedaagde heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.L. Kuipers, werkzaam bij het Ministerie van Defensie.
II. MOTIVERING
1. Appellante is werkzaam als medewerkster bij de bedrijfsrestauratie van de militaire kazerne te Veldhoven. Op 7 november 2000 is zij voor aanvang van haar werkzaamheden op het terrein van de kazerne in een kuil gestapt en ten val gekomen met letsel aan haar enkel als gevolg. Bij brief van 10 oktober 2001 heeft appellante gedaagde aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van dit ongeval. Gedaagde heeft bij besluit van 9 november 2001 geweigerd aansprakelijkheid voor dit ongeval te aanvaarden, welke weigering na bezwaar is gehandhaafd bij besluit van gedaagde van 19 april 2002.
2. Het namens appellante tegen dit besluit ingestelde beroep is door de rechtbank bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. De rechtbank heeft gemotiveerd overwogen dat gedaagde niet te kort is geschoten in zijn verplichtingen de werkzaamheden van appellante op zodanige wijze in te richten, alsmede voor het verrichten van de werkzaamheden zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig was om te voorkomen dat appellante schade zou lijden.
3.1. Namens appellante is in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de werkgever niet tekort is geschoten in zijn zorgplicht. Het gat waarin appellante is gestapt bevond zich dichtbij het in het gazon uitgesleten pad, waarvan niet alleen appellante maar ook vele anderen gebruik maakten. Gedaagde had naar de mening van appellante dusdanige maatregelen moeten treffen dat een ongeval als het onderhavige zou zijn voorkomen.
3.2. Namens gedaagde is aangevoerd dat hij heeft voldaan aan zijn zorgplicht door te zorgen voor een in goede staat verkerende verharde weg naar de zij-ingang van de restauratie. Ook op het door veelvuldig belopen ontstane onverharde pad langs het gebouw waren geen gevaren aanwezig. Voorts beoogt de hier toepasselijke norm volgens gedaagde niet een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van ongevallen die hem kunnen overkomen.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Het bestreden besluit betreft de handhaving van een zuiver schadebesluit betreffende de schade die door de ambtenaar beweerdelijk in de uitoefening van zijn dienstbetrekking is geleden. De rechtbank heeft terecht hier de toetsingsmaatstaf aangelegd die door de Raad is gehanteerd in zijn uitspraak van 22 juni 2000, LJN AB0072, TAR 2000, 112 en JB 2000/232.
4.2. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat gedaagde genoegzaam heeft aangetoond dat hij heeft voldaan aan de in die toetsingsmaatstaf vervatte verplichtingen. Appellante had de zij-ingang van de restauratie kunnen bereiken via een verharde weg. Hiermee was een toereikende voorziening voor het betreden van de werkplek van appellante aanwezig. Dat zij heeft gekozen voor een kortere route over een in het gazon uitgesleten pad (en daarbij in een kuil naast dat pad is gestapt) moet voor haar eigen risico komen. Dat dit onverharde pad door velen wordt gebruikt kan hieraan niet afdoen.
5. Gezien het vorenstaande, treft het hoger beroep van appellante geen doel en komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
6. De Raad acht tenslotte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. A. Beuker-Tilstra als voorzitter en mr. J.Th. Wolleswinkel en mr. K. Zeilemaker als leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Okyay-Bloem als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2005.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) P.M. Okyay-Bloem.