ECLI:NL:CRVB:2005:AS8817

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/1277 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • C.G. Kasdorp
  • J.P. Schieveen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkheidsverklaring van hoger beroep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak gaat het om het verzet van de opposant tegen de niet-ontvankelijkheidsverklaring van zijn hoger beroep, dat was afgewezen wegens termijnoverschrijding. De Centrale Raad van Beroep had eerder op 1 juli 2004 geoordeeld dat het beroepschrift van de opposant niet tijdig was ingediend. De opposant heeft hiertegen verzet aangetekend op 7 juli 2004. De behandeling van het verzet vond plaats op 13 januari 2005, waarbij de opposant niet aanwezig was, terwijl de geopposeerde, vertegenwoordigd door J.J.G.A. Theelen van de Pensioen- en Uitkeringsraad, wel aanwezig was.

De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de opposant in zijn verzetschrift geen gronden heeft aangevoerd die het verzet zouden kunnen rechtvaardigen. De Raad concludeert dat de reden die door de opposant is opgegeven, namelijk het wachten op zijn dossier, niet kan worden aangemerkt als een geldige reden voor de termijnoverschrijding. De Raad benadrukt dat de opposant had kunnen volstaan met het indienen van een summier beroepschrift, waarop later de gronden zouden volgen.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 februari 2005 besloten het verzet ongegrond te verklaren. De uitspraak werd gedaan door mr. C.G. Kasdorp, in tegenwoordigheid van griffier J.P. Schieveen. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/1277 WUV
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 17 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], opposant,
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
De Raad heeft bij uitspraak van 1 juli 2004 het door opposant ingestelde beroep tegen een ten aanzien van hem door geopposeerde genomen besluit van 22 december 2003, kenmerk JZ/060/2003, niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het beroepschrift niet tijdig bij de Raad is ingediend.
Tegen die uitspraak heeft opposant verzet gedaan bij schrijven van 7 juli 2004.
Het verzet is behandeld ter zitting van de Raad op 13 januari 2005. Daar is opposant, zoals vooraf bericht, niet verschenen. Geopposeerde heeft zich doen vertegenwoordigen door J.J.G.A. Theelen, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
De Raad stelt vast dat in verzet geen gronden naar voren zijn gebracht die tot gegrondverklaring van het verzet dienen te leiden.
Hiertoe heeft de Raad overwogen dat de reden die door opposant in het verzetschrift is aangevoerd, te weten het wachten op zijn dossier, niet kan worden aangemerkt als een omstandigheid op grond waarvan redelijkerwijs zou moeten worden geoordeeld dat opposant niet in verzuim is geweest.
Voornoemde omstandigheid laat immers onverlet dat opposant had kunnen volstaan met het indienen van een summier beroepschrift waarop in een later stadium de gronden zouden volgen.
Uit het vorenstaande volgt dat het door opposant gedane verzet ongegrond dient te worden verklaard.
Met toepassing van artikel 8:55 van de Awb wordt daarom beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2005.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) J.P. Schieveen.
HD
17.01