ECLI:NL:CRVB:2005:AS8635

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/1588 TW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • J. Janssen
  • D.J. van der Vos
  • G.J.H. Doornewaard
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de opposant, wonende in Marokko, verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De Raad had op 13 augustus 2004 het hoger beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard, omdat het hoger beroepschrift niet binnen de geldende termijn was ingediend. De opposant stelde in zijn verzetschrift, gedateerd 9 september 2004, dat hij de uitspraak van de rechtbank Amsterdam pas laat had ontvangen, wat volgens hem de reden was voor de termijnoverschrijding.

De behandeling van het verzet vond plaats op 17 december 2004, maar partijen waren niet verschenen. De Raad oordeelde dat de argumenten van de opposant in het verzetschrift in wezen een herhaling waren van wat eerder was aangevoerd en dat deze onvoldoende grond boden om het verzuim te verontschuldigen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om tot een ander oordeel te komen dan in de eerdere uitspraak van 13 augustus 2004 was neergelegd.

De Raad verklaarde het verzet ongegrond, met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens werd er geen aanleiding gezien om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 28 januari 2005, waarbij de voorzitter en de leden van de Raad de beslissing ondertekenden.

Uitspraak

04/1588 TW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats] (Marokko), opposant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Opposant heeft bij de Raad hoger beroep ingesteld tegen de door de rechtbank Amsterdam op 11 december 2003, kenmerk AWB 02/2998 TW, tussen partijen gegeven uitspraak.
Bij uitspraak van 13 augustus 2004 heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het hoger beroepschrift niet binnen de daartoe geldende termijn bij de Raad is ingediend.
Tegen deze uitspraak heeft opposant een verzetschrift ingediend gedateerd 9 september 2004.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 17 december 2004. Partijen zijn niet verschenen.
II. MOTIVERING
In het verzetschrift heeft opposant wederom aangevoerd dat hij de uitspraak van de rechtbank Amsterdam pas laat heeft mogen ontvangen.
Hetgeen door opposant in verzet is aangevoerd, is in feite een herhaling van hetgeen opposant reeds eerder als reden voor de termijnoverschrijding had aangevoerd en vormt naar het oordeel van de Raad onvoldoende grond om het verzuim van opposant te verontschuldigen en de Raad tot een ander oordeel te leiden dan is neergelegd in zijn uitspraak van 13 augustus 2004.
Gezien het vorenstaande dient het verzet met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met het vijfde lid van artikel 8:55 van de Awb ongegrond te worden verklaard.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J. Janssen als voorzitter en mr. D.J van der Vos en mr. G.J.H. Doornewaard als leden, in tegenwoordigheid van J.E. Meijer als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2005.
(get.) J. Janssen.
(get.) J.E. Meijer.
MH