ECLI:NL:CRVB:2005:AS8611
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- D.J. van der Vos
- S.K. Welbedacht
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de geldigheid van verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van gedaagde, die per 4 september 2001 was herzien van 80-100% naar 25-35%. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft het bezwaar van gedaagde tegen deze herziening ongegrond verklaard. Gedaagde heeft hiertegen beroep aangetekend, dat door de rechtbank Rotterdam op 8 augustus 2002 gegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het advies van de bezwaarverzekeringsarts niet concludent was en dat er onzorgvuldig was gehandeld, gezien het uitgebreide klachtenbeeld van gedaagde en het tijdsverloop sinds het laatste verzekeringsgeneeskundig onderzoek.
In hoger beroep heeft het Uwv zich verenigd met het oordeel van de rechtbank, maar stelde dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende informatie had vergaard om tot een besluit te komen. De Raad onderschreef echter het oordeel van de rechtbank, waarbij werd opgemerkt dat gezien het tijdsverloop van meer dan een jaar en de verslechtering van de gezondheidstoestand van gedaagde, een nieuw verzekeringsgeneeskundig onderzoek noodzakelijk was geweest. Dit gebrek was in de bezwaarfase niet hersteld.
De Raad oordeelde dat gedaagde recht had op schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van gedaagde in hoger beroep tot een bedrag van € 644,-. Tevens werd vastgesteld dat er een griffierecht van € 409,- moest worden geheven van het Uwv. De uitspraak werd gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 28 januari 2005, waarbij de betrokken rechters de zaak hebben behandeld en de beslissing openbaar is uitgesproken.