ECLI:NL:CRVB:2005:AS8565
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.P.A.M. Garvelink-Jonkers
- J.Th. Wolleswinkel
- R. Kooper
- Rechtspraak.nl
Eervol ontslag van een medewerker van de rechtbank wegens ongeschiktheid voor de functie
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een medewerker van de rechtbank Breda, die eervol ontslag heeft gekregen wegens ongeschiktheid voor zijn functie, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken. De Centrale Raad van Beroep heeft op 24 februari 2005 uitspraak gedaan. De appellant, die sinds 1982 in dienst was bij de rechtbank, had administratieve werkzaamheden verricht. Het ontslag was gebaseerd op artikel 98, eerste lid, aanhef en onder g, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR). Gedaagde, het bestuur van de rechtbank Breda, stelde dat het gedrag en de houding van de appellant niet in overeenstemming waren met de vereisten voor zijn functie. De rechtbank 's-Hertogenbosch had eerder het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
De Raad overwoog dat de ongeschiktheid van de appellant tot uiting moest komen in het ontbreken van de noodzakelijke eigenschappen, mentaliteit en instelling. De Raad concludeerde dat gedaagde voldoende had aangetoond dat de appellant niet in staat was om zijn functie naar behoren te vervullen. Er waren meerdere incidenten en beoordelingen die het disfunctioneren van de appellant bevestigden, waaronder conflicten met collega's en leidinggevenden. Ondanks eerdere pogingen tot re-integratie en ondersteuning, was er geen verbetering in zijn functioneren.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat gedaagde bevoegd was om het ontslag te verlenen. De Raad vond ook dat er geen termen aanwezig waren voor een ontslagvergoeding. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en de zaak werd behandeld op 13 januari 2005, waarbij de appellant werd bijgestaan door zijn advocaat. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de eerdere uitspraak bevestigd moest worden.