ECLI:NL:CRVB:2005:AS8286

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/1291 ALGEM + 04/5726 ALGEM
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.J. van Vulpen-Grootjans
  • M.C.M. van Laar
  • C.P.M. van de Kerkhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding en rechtsbijstand in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 februari 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin een verzoek om schadevergoeding was afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat het Uwv ten onrechte geen standpunt had ingenomen over de aard van de arbeidsverhouding tussen de appellant en Initiative Media B.V. en had het besluit van het Uwv vernietigd. Echter, de rechtbank had ook een verzoek om schadevergoeding afgewezen, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.

De Raad overweegt dat de rechtbank in strijd met artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft gehandeld door een beslissing omtrent schadevergoeding te geven zonder dat de appellant hierom had verzocht. De Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie en concludeert dat de aangevallen uitspraak op dit punt niet in stand kan blijven. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de schadevergoeding en veroordeelt het Uwv in de proceskosten van de appellant, vastgesteld op € 322,--. Tevens wordt bepaald dat het Uwv het griffierecht van € 87,-- aan de appellant vergoedt.

De uitspraak benadrukt het belang van het correct indienen van verzoeken om schadevergoeding en de rol van de rechtbank in het proces. De Raad stelt vast dat de appellant niet expliciet om schadevergoeding had verzocht in zijn beroepschrift, maar dat dit aspect ten onrechte door de rechtbank was opgevat als een verzoek om schadevergoeding. De uitspraak biedt inzicht in de procedurele vereisten en de verantwoordelijkheden van zowel de appellant als de gedaagde partij in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

03/1291 ALGEM
04/5726 ALGEM
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de tussen partijen op 14 januari 2003 onder kenmerk 01/1202 door de rechtbank Haarlem gewezen uitspraak.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 13 januari 2005, waar appellant in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouwe mr. N.A. Wilms, advocaat te Haarlem en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. W. Zwanink, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
Bij besluit op bezwaar van 13 juli 2001 heeft gedaagde zijn besluit van 18 oktober 2000 gehandhaafd, inhoudende dat appellant ter zake van zijn werkzaamheden voor Initiative Media B.V. gedurende de periode van 1 november 1998 tot 31 maart 1999 verplicht was verzekerd voor de sociale werknemersverzekerings- wetten. In zijn herziene besluit op bezwaar van 24 september 2001 heeft gedaagde besloten zijn eerdere besluit op bezwaar van 13 juli 2001 niet te handhaven, het bezwaar gegrond verklaard en het (primaire) besluit van 18 oktober 2000 herroepen.
De rechtbank heeft, met een bepaling omtrent het griffierecht, het beroep van appellant tegen het besluit van 24 september 2001 gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat gedaagde ten onrechte geen expliciet standpunt had ingenomen omtrent de aard van de arbeidsverhouding tussen appellant en Initiative Media B.V. en gedaagde opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Voorts heeft zij een beslissing gegeven over een verzoek tot schadevergoeding, inhoudende dat dit verzoek wordt afgewezen.
Het hoger beroep richt zich nog uitsluitend tegen de beslissing van de rechtbank tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding.
In dit verband overweegt de Raad als volgt.
De Raad stelt vast dat appellant in zijn beroepschrift niet om veroordeling van gedaagde tot vergoeding van schade met toepassing van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft verzocht.
Hetgeen appellant ter zitting naar voren heeft gebracht betreffende een vóór het primaire besluit van 18 oktober 2000 aan gedaagde gericht verzoek om schadevergoeding is door de rechtbank naar het oordeel van de Raad ten onrechte opgevat als een verzoek om schadevergoeding als bedoeld in artikel 8:73 van de Awb. Appellant heeft immers tegelijkertijd gesteld dat hij het schadevergoedingsaspect buiten de beroepsprocedure wilde houden omdat hij zijn vordering te zijner tijd in een afzonderlijke procedure bij de burgerlijke rechter wilde aanbrengen.
Door een beslissing omtrent schadevergoeding te geven zonder dat appellant hierom heeft verzocht heeft de rechtbank in strijd met artikel 8:73 van de Awb gehandeld.
De Raad verwijst in dit verband naar zijn uitspraak van 6 augustus 1997, onder meer gepubliceerd in AB 1997,392. De aangevallen uitspraak kan op dit onderdeel niet in stand blijven.
De Raad ziet aanleiding gedaagde te veroordelen in de proceskosten van appellant, in hoger beroep begroot op € 322,-- wegens verleende rechtsbijstand.
Beslist dient te worden als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak, voorzover daarin een beslissing is gegeven omtrent schadevergoeding;
Veroordeelt gedaagde in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 322,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 87,-- vergoedt.
Aldus gegeven door mr. drs. N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en mr. M.C.M. van Laar en mr. C.P.M. van de Kerkhof als leden, in tegenwoordigheid van A.H. Hagendoorn-Huls als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2005.
(get.) N.J. van Vulpen-Grootjans.
(get.) A.H. Hagendoorn-Huls.
RB1502