ECLI:NL:CRVB:2005:AS6249
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- R.E. Lysen
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 januari 2005 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een rechtspersoon, hier aangeduid als opposante, tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De opposante had een verzetschrift ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Raad, waarin haar hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De zitting vond plaats op 9 december 2004, waar opposante werd vertegenwoordigd door mr. H.J.S.M. Nuijten, terwijl de geopposeerde niet aanwezig was.
De Raad oordeelde dat de beroepsgronden niet tijdig waren ingediend, namelijk na de gestelde termijn van twee weken die was vastgesteld in een aangetekend schrijven van 22 januari 2004. De gronden waren pas op 9 februari 2004 ontvangen, wat niet binnen de gestelde termijn viel. De Raad kon niet vaststellen dat het aanvullend beroepschrift voor het verstrijken van de termijn ter post was bezorgd, aangezien het poststempel onleesbaar was. Dit risico kwam voor rekening van de opposante.
De Raad verwierp ook het standpunt van opposante dat het aanvoeren van gronden tegen de uitspraak waarvan hoger beroep geen motivering behoeft. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om tot een ander oordeel te komen dan in de eerdere uitspraak was gegeven. Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond en bevestigde de eerdere niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep.