ECLI:NL:CRVB:2005:AS4916
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- D.J. van der Vos
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Intrekking van AAW/WAO-uitkering en terugvordering onverschuldigde betalingen
In deze zaak gaat het om de intrekking van een AAW/WAO-uitkering en de terugvordering van onverschuldigde betalingen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant, die in hoger beroep ging, had eerder een uitkering ontvangen die later onterecht was geacht. De Centrale Raad van Beroep behandelt de zaak na een eerdere uitspraak van de rechtbank, die het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De Raad stelt vast dat de appellant niet aanwezig was op de zitting, maar dat de gedaagde partij, vertegenwoordigd door A.M. Snijders, wel aanwezig was.
De Raad oordeelt dat de vertraging in de behandeling van de zaak door het Uwv onaanvaardbaar was en dat dit gevolgen moet hebben voor de terugvordering. De Raad wijst erop dat de appellant recht heeft op een beslissing binnen een redelijke termijn en dat de lange wachttijd van meer dan 46 maanden niet gerechtvaardigd is. De Raad concludeert dat de gedaagde partij zich moet beraden over de mate waarin zij van haar terugvorderingsbevoegdheid gebruik maakt, en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moet worden.
De Raad oordeelt dat de omstandigheden van de zaak, waaronder de lange vertraging, aanleiding geven tot enige matiging van het terugvorderingsbedrag. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en verklaart het beroep van de appellant gegrond, waarbij het Uwv wordt opgedragen het griffierecht aan de appellant te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en voortvarendheid in bestuursrechtelijke procedures.