ECLI:NL:CRVB:2005:AS4844
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsrelatie tussen gedaagde en [betrokkene] in het kader van sociale verzekeringswetten
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2005, staat de arbeidsrelatie tussen gedaagde en [betrokkene] centraal. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die op 7 juli 2003 een eerder besluit van het Uwv had vernietigd. Dit besluit betrof de verzekeringsplicht van [betrokkene] op basis van de sociale werknemersverzekeringswetten, waarbij het Uwv stelde dat er sprake was van een dienstbetrekking tussen gedaagde en [betrokkene].
De rechtbank had geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de aanwezigheid van werkgeversgezag en de verplichting tot persoonlijke arbeidsverrichting. Het Uwv was het hier niet mee eens en voerde aan dat [betrokkene] zich niet zonder toestemming kon laten vervangen en dat de werkzaamheden essentieel waren voor de bedrijfsvoering van gedaagde. De Raad heeft de zaak behandeld op 5 januari 2005, waarbij zowel de appellant als de gedaagde vertegenwoordigd waren.
Na beoordeling van de feiten en omstandigheden, waaronder de aard van de werkzaamheden van [betrokkene] en de wijze waarop deze werden uitgevoerd, kwam de Raad tot de conclusie dat er wel degelijk sprake was van een arbeidsrelatie. De Raad oordeelde dat [betrokkene] onder gezag van gedaagde werkte en dat zijn werkzaamheden een wezenlijk onderdeel uitmaakten van de bedrijfsvoering. De eerdere uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van het Uwv werd ongegrond verklaard. De Raad concludeerde dat de verplichting tot persoonlijke arbeidsverrichting aanwezig was, en dat de stelling van de rechtbank dat dit niet het geval was, niet kon worden ondersteund door de beschikbare bewijsstukken.