ECLI:NL:CRVB:2005:AS4570

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/6040 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.A. Hoogeveen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van WW-uitkering en vergoeding van wettelijke rente na vernietiging van eerdere besluiten

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 26 januari 2005, staat de toekenning van een WW-uitkering centraal. Appellant, vertegenwoordigd door mr. A.A. Slager, had eerder een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) ontzegd gekregen per 1 augustus 2001. Dit besluit werd genomen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 23 oktober 2001. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 11 april 2002, werd de zaak aan de rechtbank Leeuwarden voorgelegd, die het beroep tegen het bestreden besluit eveneens ongegrond verklaarde.

In hoger beroep heeft de Raad op 12 oktober 2004 vernomen dat het Uwv het eerdere besluit niet langer handhaafde en op 26 oktober 2004 een nieuwe beslissing op bezwaar nam, waarbij de WW-uitkering aan appellant met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2002 werd toegekend. Appellant verzocht echter om vergoeding van de proceskosten en restitutie van het griffierecht, alsook om betaling van de wettelijke rente.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak de eerdere besluiten vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die in totaal € 644,00 bedragen, en heeft bepaald dat het Uwv de wettelijke rente over de nabetaling van de uitkering dient te vergoeden, met als ingangsdatum 1 december 2001. De uitspraak benadrukt de verplichting van het Uwv om de gemaakte kosten en rente te vergoeden aan appellant, en bevestigt de rechtsbescherming van de betrokkenen in het sociale zekerheidsrecht.

Uitspraak

02/6040 WW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. INLEIDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Bij besluit van 23 oktober 2001 is aan appellant met ingang van 1 augustus 2001 uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) ontzegd.
Bij besluit van 11 april 2002, hierna het bestreden besluit, heeft gedaagde het tegen dit besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank Leeuwarden heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Namens appellant is mr. A.A. Slager, werkzaam bij het SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer, van die uitspraak in hoger beroep gekomen.
Bij schrijven van 31 augustus 2004 heeft de Raad aan gedaagde nadere vragen gesteld.
Bij brief van 12 oktober 2004 heeft gedaagde de Raad meegedeeld het besluit van 11 april 2002 niet langer te handhaven. Gedaagde heeft op 26 oktober 2004 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen waarbij het bezwaar alsnog gegrond is verklaard en aan appellant met ingang van 1 januari 2002 een WW-uitkering toegekend.
Bij schrijven van 2 november 2004 heeft mr. Slager de Raad meegedeeld dat met de nieuwe beslissing op bezwaar aan de wensen van appellant is voldaan in verband waarmee hij heeft verzocht gedaagde in de proceskosten te veroordelen en om restitutie van het griffierecht alsmede betaling van de wettelijke rente.
Desgevraagd hebben partijen toestemming gegeven de behandeling van het geding ter zitting van de Raad achterwege te laten.
II. MOTIVERING
Bij voormeld schrijven van 12 oktober 2004 heeft gedaagde te kennen gegeven zijn oorspronkelijke besluit niet langer te handhaven. De Raad zal derhalve dit besluit vernietigen evenals de aangevallen uitspraak, waarbij dit besluit in stand is gelaten.
Appellants verzoek om vergoeding van de wettelijke rente kan worden ingewilligd, in dier voege dat het Uwv de wettelijke rente dient te vergoeden over de nabetaling van de uitkering en dat de ingangsdatum van de rente wordt gesteld op
1 december 2001. Voor de verdere berekening wordt verwezen naar ’s Raads uitspraak van 1 november 1995, LJN ZB 1495, RSV 1996/182 en JB 95/314¹.
De Raad ziet aanleiding gedaagde met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van appellant voor verleende rechtsbijstand in eerste aanleg tot een bedrag van € 322,00 en voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep van € 322,00, totaal derhalve € 644,00.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
Veroordeelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tot vergoeding van de wettelijke rente als hiervoor is aangegeven;
Veroordeelt gedaagde in de proceskosten van appellant tot een bedrag groot € 644,00, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het door hem betaalde griffierecht van in totaal € 109,23 vergoedt.
Aldus gegeven door mr. M.A. Hoogeveen in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2005.
(get.) M.A. Hoogeveen.
(get.) R.B.E. van Nimwegen.