ECLI:NL:CRVB:2005:AS4508

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/4514 WAO + 03/6593 WAO + 03/6597 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de hoogte van de gedifferentieerde premie op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellante tegen de besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de vaststelling van de gedifferentieerde premie op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) voor de jaren 2001 tot en met 2003. De rechtbank Rotterdam had eerder de beroepen van appellante ongegrond verklaard. Appellante, vertegenwoordigd door R.A.M. van der Velden, heeft in hoger beroep gronden aangevoerd tegen deze uitspraken. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 9 december 2004, waarbij gedaagde niet is verschenen.

De Raad heeft vastgesteld dat de besluiten van de rechtbank op goede gronden zijn genomen, waarbij artikel 87e van de WAO van toepassing is. Dit artikel bepaalt dat een werkgever niet kan aanvoeren dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld als bezwaar tegen de vastgestelde premie. De Raad heeft geconcludeerd dat de hoogte van de gedifferentieerde premie enkel is gebaseerd op de uitkeringen die aan (ex-)werkneemsters van appellante zijn uitbetaald in de referentiejaren, en dat er geen medische of arbeidskundige stukken aan de besluiten ten grondslag liggen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraken van de rechtbank bevestigd en geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is gedaan door mr. G. van der Wiel, in aanwezigheid van griffier R.E. Lysen, en is openbaar uitgesproken op 20 januari 2005.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
02/4514 WAO + 03/6593 WAO + 03/6597 WAO
U I T S P R A A K
in de gedingen tussen:
[appellante], gevestigd te [vestigingsplaats], appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE GEDINGEN
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Bij besluit van 20 maart 2001 heeft gedaagde ongegrond verklaard de bezwaren van appellante tegen het besluit van
4 december 2000, waarbij de door appellante verschuldigde, gedifferentieerde premie als bedoeld in artikel 78 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) voor het jaar 2001 is vastgesteld op 1,18%.
Bij besluit van 7 augustus 2002 heeft gedaagde ongegrond verklaard de bezwaren van appellante tegen het besluit van
15 december 2001, waarbij de door haar verschuldigde, gedifferentieerde premie als bedoeld in artikel 78 van de WAO voor het jaar 2002 is vastgesteld op 0,48%.
Bij besluit van 12 februari 2003 heeft gedaagde ongegrond verklaard de bezwaren van appellante tegen het besluit van
9 december 2002, waarbij de door haar verschuldigde, gedifferentieerde premie als bedoeld in artikel 78 van de WAO voor het jaar 2003 is vastgesteld op 0,94%.
De rechtbank Rotterdam heeft bij uitspraken van 12 augustus 2002, registratienummer 01/820, en 16 december 2003, registratienummers 02/2249 en 03/508, de namens appellante tegen voormelde besluiten ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Namens appellante is R.A.M van der Velden, bedrijfseconomisch adviseur te Schipluiden, op bij beroepschriften en aanvullende beroepschrift van 9 februari 2004 en 3 november 2004 aangevoerde gronden van die uitspraken bij de Raad in hoger beroep gekomen.
Gedaagde heeft verweerschriften ingediend.
De gedingen zijn ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad op 9 december 2004, waar partijen - gedaagde na voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Aan de hiervoor vermelde besluiten inzake de door appellante verschuldigde gedifferentieerde premie over de jaren 2001 tot en 2003 liggen ten grondslag de aan (ex-)werkneemsters van appellante in de jaren 1999 tot en met 2001 uitbetaalde uitkeringen krachtens de WAO. Deze uitkeringen zijn na 1 januari 1998 toegekend.
Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank, kort gezegd, de gronden van de beroepen verworpen onder verwijzing naar artikel 87e van de WAO.
In dit artikel is bepaald dat het bezwaar of het beroep van een werkgever tegen de in artikel 78 bedoelde opslag of korting niet kan zijn gegrond op de grief, dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
Onder verwijzing naar onder meer zijn uitspraak van 18 maart 2004, RSV 2004/179, stelt de Raad vast dat de rechtbank bij haar uitspraken op goede gronden appellante artikel 87e van de WAO heeft tegengeworpen. Dit artikel geldt onverkort met betrekking tot bij besluiten van na 1 januari 1998 toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. De Raad voegt hieraan toe dat, anders dan door appellante in hoger beroep is aangevoerd, aan de door haar bestreden besluiten geen medische en arbeidskundige stukken ten grondslag liggen. Enkel het gegeven dat uitkeringen in de refertejaren zijn uitbetaald aan (ex-)werkneemsters van appellante, is bepalend geweest voor de hoogte van de door appellante in de betrokken jaren verschuldigde, gedifferentieerde premie.
Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraken voor bevestiging in aanmerking komen.
De Raad acht tot slot geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraken.
Aldus gegeven door mr. G van der Wiel in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2005.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) R.E. Lysen.