ECLI:NL:CRVB:2005:AS4508
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de hoogte van de gedifferentieerde premie op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellante tegen de besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de vaststelling van de gedifferentieerde premie op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) voor de jaren 2001 tot en met 2003. De rechtbank Rotterdam had eerder de beroepen van appellante ongegrond verklaard. Appellante, vertegenwoordigd door R.A.M. van der Velden, heeft in hoger beroep gronden aangevoerd tegen deze uitspraken. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 9 december 2004, waarbij gedaagde niet is verschenen.
De Raad heeft vastgesteld dat de besluiten van de rechtbank op goede gronden zijn genomen, waarbij artikel 87e van de WAO van toepassing is. Dit artikel bepaalt dat een werkgever niet kan aanvoeren dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld als bezwaar tegen de vastgestelde premie. De Raad heeft geconcludeerd dat de hoogte van de gedifferentieerde premie enkel is gebaseerd op de uitkeringen die aan (ex-)werkneemsters van appellante zijn uitbetaald in de referentiejaren, en dat er geen medische of arbeidskundige stukken aan de besluiten ten grondslag liggen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraken van de rechtbank bevestigd en geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is gedaan door mr. G. van der Wiel, in aanwezigheid van griffier R.E. Lysen, en is openbaar uitgesproken op 20 januari 2005.