ECLI:NL:CRVB:2005:AS3980
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Ch.J.G. Olde Kalter
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van te veel betaalde WAZ-uitkering na inkomsten uit zelfstandige werkzaamheden
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een te veel betaalde WAZ-uitkering aan appellant, die als zelfstandig garage- en pomphouder werkzaam was. Appellant is op 1 maart 1997 uitgevallen door heupklachten en ontving vanaf 1 maart 1998 een WAZ-uitkering, aanvankelijk vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. In maart 1999 werd deze herzien naar 65 tot 80% op basis van de inkomsten die appellant uit zijn zelfstandige activiteiten had verworven. Gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), heeft vastgesteld dat appellant te veel uitkering heeft ontvangen, omdat zijn inkomsten uit zelfstandige werkzaamheden niet in overeenstemming waren met de mate van arbeidsongeschiktheid die was vastgesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Alkmaar. De Raad heeft vastgesteld dat de arbeidsdeskundige E.J. Köster in 2001 rapporten heeft uitgebracht waarin werd geconcludeerd dat appellant in de jaren 1998 en 1999 een inkomen had dat de mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35% rechtvaardigde. Gedaagde heeft vervolgens besloten om met terugwerkende kracht artikel 58 van de WAZ toe te passen, wat betekent dat de uitkering werd herzien op basis van de werkelijke inkomsten.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij verkeerd is voorgelicht over de gevolgen van zijn verdiensten voor zijn uitkering. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zijn hoge inkomen invloed had op zijn recht op uitkering. De rechtbank had eerder al overwogen dat de trage besluitvorming van gedaagde geen reden was om geen nadere vaststelling van de WAZ-uitkering te doen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.