ECLI:NL:CRVB:2005:AS3973

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/4737 OSV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.J. van der Net
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herindeling van een detacheringsbedrijf in sector 3 Bouwbedrijf versus sector 52 Uitzendbedrijven

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 26 januari 2005, staat de herindeling van een detacheringsbedrijf centraal. Eiseres, een coöperatieve vereniging die opereert onder een bepaalde naam, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Dit besluit, genomen op 30 juli 2002, bepaalde dat eiseres met ingang van 1 januari 2001 moest worden ingedeeld bij sector 3, Bouwbedrijf, in plaats van sector 52, Uitzendbedrijven, waar zij eerder onder viel. Eiseres betoogde dat haar activiteiten niet uitsluitend in één sector konden worden ondergebracht en dat zij daarom recht had op indeling bij sector 52, wat voor haar concurrentiepositie voordeliger zou zijn.

De Raad overweegt dat de nieuwe uitzendregelgeving erop gericht is om alleen echte uitzendbedrijven in te delen bij sector 52. Eiseres heeft in 2000 meer dan 50% van haar totale premieplichtig loon aan sector 3 kunnen toerekenen, maar de Raad oordeelt dat dit niet betekent dat eiseres als detacheringsbedrijf niet onder sector 3 kan vallen. De Raad stelt vast dat zodra meer dan 50% van de loonsom aan een bepaalde sector kan worden toegerekend, de indeling in die sector moet plaatsvinden. Dit is in lijn met de bepalingen van het Uitzendbesluit.

De Raad concludeert dat er geen redenen zijn om af te wijken van de beslissing van het Uwv en verklaart het beroep van eiseres ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor detacheringsbedrijven om zich te conformeren aan de nieuwe regelgeving en de gevolgen daarvan voor hun indeling in sectoren. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, R.E. Lysen, en is een bevestiging van de strikte toepassing van de wetgeving omtrent de indeling van bedrijven in sectoren.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
02/4737 OSV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
Coöperatieve Vereniging [naam coöperatieve vereniging], h.o.d.n. [naam bedrijf], gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder verweerder tevens verstaan het Lisv.
Bij besluit van 30 juli 2002 heeft verweerder, beslissende op het bezwaarschrift van eiseres van 25 oktober 2000, bepaald dat eiseres met ingang van 1 januari 2001 is aangesloten bij sector 3. Bouwbedrijf.
Namens eiseres heeft H.K. Knol, directeur bij PartnerConsult Adviesgroep bv (hierna: PCA) op bij beroepschrift van 6 september 2002, met een aanvulling van 13 december 2002 aangevoerde gronden beroep ingesteld tegen evenbedoeld besluit.
Verweerder heeft bij brief van 13 januari 2003 van verweer gediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 5 januari 2005. Partijen zijn bij die gelegenheid niet verschenen.
II. MOTIVERING
Eiseres keert zich in beroep gemotiveerd tegen haar herindeling bij het na bezwaar genomen bestreden besluit van verweerder om haar vanaf 1 januari 2001 in te delen bij sector 3. Bouwbedrijf, op welke tijd nieuwe uitzendregelgeving is gaan vigeren. Zij wenst ten tijde in geding vast te houden aan indeling bij sector 52. Uitzendbedrijven, omdat zij, hoewel haar werk in 2000 voor meer dan 50% van het totale premieloon op jaarbasis aan sector 3. Bouwbedrijf kan worden toegerekend, haar detacheringsbedrijf zich niet nadrukkelijk in één sector presenteert en ook met het oog op haar concurrentiepositie op één lijn dient te worden gesteld met een echt uitzendbedrijf.
Verweerder heeft gemotiveerd aangegeven dat de nieuwe uitzendregelgeving erop is gericht alleen de echte uitzendbedrijven in te delen in sector 52. Uitzendbedrijven. Ten aanzien van de detacheringsbedrijven waarvan niet gesteld kan worden dat deze overwegend in één sector personeel beschikbaar stellen is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van het Uitzendbesluit, het voorbehoud gemaakt dat deze inhoudelijk op één lijn zijn te stellen met reguliere uitzendbedrijven en indelingstechnisch op dezelfde wijze als die uitzendbedrijven moeten worden behandeld. Zodra over enig jaar voor meer dan 50% van de totale loonsomactiviteiten worden ontplooid welke zijn toe te rekenen aan een bepaalde sector, is sector 52. Uitzendbedrijven niet langer als de aangewezen sector in beeld en dient indeling plaats te vinden in de vaksector waarin meer dan 50% wordt verloond, onder toepassing van een voorliggende onderzoeksperiode van in de regel 3 jaar, doch in casu een verkorte periode wegens een eerst op 22 november 1999 gestart werkgeverschap.
De Raad overweegt, onder verwijzing naar zijn motivering in een eerdere “[naam bedrijf]” - uitspraak van 29 juli 2004, nr. 02/4781 met identieke trekken, dat ook in het voorliggende geval terecht en op goede gronden per 1 januari 2001 is besloten tot indeling van eiseres bij sector 3. Bouwbedrijf. De uitzendregelgeving als hiervoor bedoeld verdraagt zich er ook hier niet mee dat eiseres als verlangd bij sector 52. ingedeeld zou blijven, omdat te dezen functioneel en naar gespreide aard van de activiteiten bezien in 2000 meer dan 50% van het totale premieplichtig loon op jaarbasis onmiskenbaar aan één op zichzelf staande andere sector kon worden toegerekend dan laatstgenoemde. Een zekere fluctuatie van activiteiten in de navolgende jaren, dat bij een doorstartend bedrijf kan optreden doch thans – anders wellicht dan bij een in de toekomst gelegen nieuwe aanvraag – niet direct in de beoordeling kan worden betrokken, doet geen afbreuk aan de deugdelijkheid van dit oordeel, onverlet enige repercussie op de concurrentiepositie van het bedrijf van eiseres onder de gegeven omstandigheden.
Naar het oordeel van de Raad kan het beroep van eiseres dan ook niet slagen.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Raad beslist derhalve als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. B.J. van der Net, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2005.
(get.) B.J. van der Net
(get.) R.E. Lysen