ECLI:NL:CRVB:2005:AS3597
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- D.J. van der Vos
- S.K. Welbedacht
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en arbeidsongeschiktheid bij eigen werkgever
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, staat de herziening van de WAO-uitkering van appellant centraal. Appellant, die zijn uitkering met ingang van 14 mei 2001 herzien zag naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard. Appellant betoogt dat hij niet arbeidsongeschikt is, omdat er bij zijn eigen werkgever aangepast werk beschikbaar zou zijn. Hij stelt dat de arbeidsdeskundigen van het Uwv onterecht hebben geconcludeerd dat er geen aangepast werk voorhanden is, zonder ter plaatse onderzoek te doen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 7 januari 2005 behandeld. Tijdens de zitting is appellant niet verschenen, maar gedaagde was vertegenwoordigd door een medewerker van het Uwv. De Raad heeft de argumenten van appellant overwogen, maar concludeert dat de grieven van appellant, die betrekking hebben op de reïntegratie bij de eigen werkgever, niet kunnen slagen. De Raad wijst erop dat de werkgever inmiddels failliet is verklaard, waardoor reïntegratie niet meer mogelijk is. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden.
De uitspraak benadrukt dat de mogelijkheid van reïntegratie bij de eigen werkgever niet in de weg staat aan een theoretische schatting van de arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.