ECLI:NL:CRVB:2004:AS3248
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- K. Zeilemaker
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake disciplinaire ontslag ambtenaar
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2004 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een ambtenaar, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin zijn beroep tegen een besluit tot handhaving van een disciplinair ontslag ongegrond was verklaard. Verzoeker verzocht om een voorlopige voorziening op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat hij in een financiële noodsituatie verkeerde door het gebrek aan enige uitkering.
De voorzieningenrechter overwoog dat er voldoende spoedeisend belang was, gezien de financiële situatie van verzoeker. De rechter beoordeelde de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij hij verwees naar de eerdere uitspraak van de rechtbank. Verzoeker had betoogd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er sprake was van ernstig plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim betrof onder andere een reis naar Curaçao en de betaling van verblijfskosten door een derde partij, wat volgens verzoeker niet in strijd was met zijn ambtelijke verplichtingen.
De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker zich niet had gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt, door de factuur voor akkoord te tekenen zonder te controleren of de werkzaamheden daadwerkelijk waren uitgevoerd. Ook werd vastgesteld dat verzoeker financieel voordeel had genoten van de betalingen door de derde partij, wat zijn onafhankelijkheid en integriteit in gevaar bracht. De rechter oordeelde dat de disciplinaire straf van ontslag niet onevenredig was aan de ernst van het plichtsverzuim en dat er geen sprake was van gelijke gevallen met andere ambtenaren die minder zware straffen hadden gekregen.
Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de overweging dat de eerder opgelegde disciplinaire maatregel gerechtvaardigd was. De uitspraak benadrukt het belang van integriteit en onafhankelijkheid voor ambtenaren, vooral in situaties waarin zij als schakel tussen overheid en bedrijfsleven functioneren.