ECLI:NL:CRVB:2004:AS2054
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag erkenning als burger-oorlogsslachtoffer en herziening van besluit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 december 2004 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiseres had een aanvraag ingediend voor erkenning als burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945. De aanvraag was eerder afgewezen op 25 maart 1996, omdat het ongeval dat eiseres had meegemaakt, plaatsvond na de bevrijding van Nederland en derhalve niet onder de werking van de Wet viel. Eiseres had geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waardoor het bindend werd. In juli 2003 verzocht eiseres om herziening van het eerdere besluit, maar dit verzoek werd afgewezen op 11 augustus 2003, omdat er geen nieuwe relevante feiten of gegevens waren aangevoerd die aanleiding gaven tot herziening.
Tijdens de zitting op 18 november 2004 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, maar de Raad oordeelde dat de eerdere afwijzing van de aanvraag terecht was. De Raad benadrukte dat de bevoegdheid tot herziening discretionair is en dat er slechts met terughoudendheid kan worden getoetst. Eiseres had in haar herzieningsverzoek geen nieuwe relevante gegevens gepresenteerd die het eerdere besluit konden ondermijnen. De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren om het besluit van de verweerster te herzien en dat het beroep ongegrond werd verklaard.
De uitspraak bevestigt dat de beoordeling van aanvragen op basis van de Wet een ruime beoordelingsvrijheid kent voor de verweerster, en dat eerdere besluiten bindend zijn indien daartegen geen bezwaar is gemaakt. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de verweerster te veroordelen tot vergoeding van proceskosten, aangezien het beroep ongegrond werd verklaard.