ECLI:NL:CRVB:2004:AS2045

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/866 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.R. Geerling-Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van kosten van een bril door de Raadskamer WUV

In deze zaak verzoekt eiseres, erkend als oorlogsgetroffene, om vergoeding van de kosten van een bril. Dit verzoek is afgewezen door de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarin zij haar bezwaren uiteenzet. De behandeling vond plaats op 18 november 2004, waarbij eiseres niet aanwezig was, maar verweerster werd vertegenwoordigd door drs. T.N.L.C. van Wickevoort Crommelin.

Eiseres, geboren in 1928, is een vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. Verweerster heeft erkend dat de psycholabiliteit en reumatische klachten van eiseres verband houden met de vervolging. Eiseres had eerder al diverse voorzieningen ontvangen, maar haar aanvullende aanvraag van 28 juli 2003 voor vergoeding van de kosten van een bril werd afgewezen. Verweerster baseerde deze afwijzing op het advies van haar geneeskundig adviseur, die stelde dat de oogklachten van eiseres niet gerelateerd zijn aan de vervolging.

De Centrale Raad van Beroep overweegt dat op basis van de Wet het mogelijk is om een vervolgde in aanmerking te brengen voor vergoeding van extra kosten die voortvloeien uit de vervolging. Echter, de Raad concludeert dat er geen verband is tussen de oogklachten van eiseres en de door haar ondergane vervolging. De bril was voorgeschreven na een staaroperatie in januari 2003, en de oogklachten zijn als constitutioneel en leeftijdgebonden aangemerkt. Daarom kan de gevraagde voorziening niet worden toegekend.

Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er zijn geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. H.R. Geerling-Brouwer, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 december 2004.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/866 WUV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij besluit van 29 januari 2004, kenmerk JZ/Q70/2004/044, heeft verweerster ten aanzien van eiseres uitvoering gegeven aan de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945, hierna: de Wet.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. In het beroepschrift heeft zij aangegeven waarom zij zich niet met het bestreden besluit kan verenigen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 18 november 2004. Aldaar is eiseres niet verschenen en heeft verweerster zich doen vertegenwoordigen door drs. T.N.L.C. van Wickevoort Crommelin, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Eiseres, geboren [in] 1928, is vervolgde in de zin van de Wet. Verweerster heeft aanvaard dat de bij eiseres bestaande psycholabiliteit en haar reumatische klachten met de vervolging verband houden. Aan eiseres zijn diverse voorzieningen toegekend die in verband staan met deze uit de vervolging voortvloeiende aandoeningen.
Een aanvullende aanvraag van 28 juli 2003 om in aanmerking te komen voor vergoeding van dan wel tegemoetkoming in de kosten van een bril is door verweerster bij besluit van 21 november 2003 afgewezen. Verweerster heeft daarbij in navolging van haar geneeskundig adviseur het standpunt ingenomen dat de oogklachten van eiseres niet in verband staan met de door haar ondergane vervolging. Dit besluit heeft verweerster na door eiseres gemaakt bezwaar bij het thans bestreden besluit gehandhaafd.
Eiseres kan zich met het bestreden besluit niet verenigen.
De Raad overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 20 en 21 van de Wet is het mogelijk een vervolgde in aanmerking te brengen voor vergoeding van dan wel tegemoetkoming in de te zijnen laste blijvende extra kosten verband houdende met uit de vervolging voortvloeiende ziekten of gebreken. Voorwaarde voor toekenning van een dergelijke voorziening is derhalve dat deze in verband staat met een aandoening die voortvloeit uit de vervolging.
Naar uit de gedingstukken blijkt, is de bril waarvoor eiseres aan verweerster vergoeding heeft gevraagd aan haar voor- geschreven na een staaroperatie, die in januari 2003 heeft plaatsgevonden. Verweersters geneeskundig adviseur heeft op basis van informatie verkregen uit de behandelende sector geoordeeld dat de oogklachten van eiseres, gezien hun aard en moment van ontstaan als constitutioneel en leeftijdgebonden moeten worden aangemerkt. Dit standpunt heeft verweerster bij het thans bestreden besluit overgenomen.
De Raad heeft in de omtrent eiseres beschikbare informatie geen aanknopingspunten kunnen vinden om dit standpunt voor onjuist te houden. Nu een verband tussen de bij eiseres aanwezige oogklachten en de door haar ondergane vervolging niet valt te leggen, biedt de Wet geen mogelijkheden aan haar de gevraagde voorziening toe te kennen.
Het beroep van eiseres moet derhalve ongegrond worden verklaard.
De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 inzake vergoeding van proceskosten en beslist als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. H.R. Geerling-Brouwer, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 december 2004.
(get.) H.R. Geerling-Brouwer.
(get.) J.P. Schieveen.