ECLI:NL:CRVB:2004:AR8941

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/3011 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.A. Hoogeveen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van het beroepschrift in hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn. De rechtbank had geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, zonder dat er enige omstandigheid was die erop wees dat appellant in verzuim was. Appellant stelde dat hij het beroepschrift tijdig per post had verzonden en dat het door de rechtbank binnen een week na verzending was ontvangen. Echter, hij kon geen verklaring geven voor de datum op het poststempel van TPG Post.

De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep de vraag beantwoord of appellant terecht niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen van toepassing is als het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd. Het poststempel op de enveloppe toonde aan dat het beroepschrift op 7 januari 2004 was verzonden. Aangezien er geen concrete aanwijzingen waren die het tegendeel bewezen, ging de Raad er, net als de rechtbank, van uit dat de terpostbezorging op die datum had plaatsgevonden.

De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak bevestigd moest worden en dat er geen aanleiding was om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, dat betrekking heeft op proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A. Hoogeveen, in aanwezigheid van griffier M.D.F. de Moor, en werd openbaar uitgesproken op 22 december 2004.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/3011 WW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft op bij beroepschrift aangegeven gronden hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Amsterdam van 21 april 2004, nr AWB 04/59 WWV, tussen partijen gewezen uitspraak, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft van verweer gediend.
Partijen hebben desgevraagd toestemming verleend behandeling ter zitting achterwege te laten.
II. MOTIVERING
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het beroep niet tijdig is ingediend, terwijl niet is gebleken van enige omstandigheid waardoor redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant in verzuim is geweest.
In hoger beroep heeft appellant -samengevat- aangevoerd dat hij het beroepschrift tijdig per post heeft verzonden en dat het beroepschrift binnen een week na verzending door de rechtbank is ontvangen. Een verklaring voor de datum van de poststempel TPG Post kan appellant niet geven.
De in geding zijnde vraag of appellant in zijn beroep terecht niet-ontvankelijk is verklaard beantwoordt de Raad bevestigend en voegt daar nog aan toe dat artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen van toepassing kan worden geacht indien het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd. Het poststempel op de enveloppe waarin het beroepschrift is verzonden, vermeldt de datum 7 januari 2004. Bij gebreke van enige concrete aanwijzing voor het tegendeel moet de Raad er dan ook, met de rechtbank, van uitgaan dat de terpostbezorging eerst op 7 januari 2004 heeft plaatsgevonden.
Gelet hierop komt de aangevallen uitspraak dan ook voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. M.A. Hoogeveen in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 december 2004.
(get.) M.A. Hoogeveen.
(get.) M.D.F. de Moor.