ECLI:NL:CRVB:2004:AR8866
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- N.E. Nijdam
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en zorgvuldigheid van besluitvorming
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die zijn werk als medewerker werkplaats had gestaakt vanwege rugklachten. Na een periode van arbeidsongeschiktheid werd hem een uitkering toegekend op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Echter, na een herbeoordeling in 2001 werd deze uitkering verlaagd naar 15 tot 25%. Appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing, waarbij hij stelde dat de besluitvorming niet zorgvuldig was geweest. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de gedaagde partij, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, niet voldoende zorgvuldig had gehandeld. De Raad benadrukte dat het noodzakelijk was om opnieuw medisch en arbeidskundig onderzoek te laten uitvoeren, gezien het tijdsverloop van meer dan acht maanden sinds de laatste beoordeling. De Raad vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het inleidend beroep gegrond. Tevens werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1288,- bedroegen, en moest het betaalde recht van € 116,- aan appellant worden vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming in het kader van sociale zekerheidsrecht.