ECLI:NL:CRVB:2004:AR8564
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- H.G. Lubberdink
- Rechtspraak.nl
Privaatrechtelijke dienstbetrekking en verplichtingen werknemersverzekeringswetten
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door P.A. van Rooijen van Van Rooijen Accountants en Belastingadviseurs B.V., hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante, een handelsdrukkerij, verplicht was om loonopgaven te doen voor [aandeelhouder 1], die volgens de gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, in een privaatrechtelijke dienstbetrekking tot appellante stond. Dit oordeel was gebaseerd op een looncontrole die op 26 maart 2001 was uitgevoerd, waarbij werd vastgesteld dat [aandeelhouder 1] niet als statutair directeur fungeerde en dus onder gezag van het bestuur viel. Appellante betwistte deze conclusie en voerde aan dat er sprake was van gezamenlijk ondernemerschap, wat volgens haar betekende dat er geen gezagsverhouding bestond.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante niet gevolgd. De Raad oordeelde dat de stelling van gezamenlijk ondernemerschap niet houdbaar was, gezien de gezagsverhouding die bestond tussen appellante en [aandeelhouder 1]. Bovendien werd bevestigd dat de gedaagde terecht opzet of grove schuld had aangenomen bij het opleggen van boetes, omdat appellante verzuimd had om de aan [aandeelhouder 1] betaalde vergoedingen correct in de loonadministratie op te nemen. De Raad benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de werkgever is om te zorgen voor een correcte loonopgave.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 23 december 2004.